Pax Romana of Pax Christiana

Beste Paarse Peper-vrienden, er is iets merkwaardig aan Kerstmis: het tegelijk luidruchtig en stil. Er zijn bellen en liederen, lichtjes en gelach, en toch is het diepste geluid van deze nacht een stilte die je alleen hoort als je even ophoudt met luisteren naar alles wat schreeuwt. In die stilte staat een Kind centraal. Vanwege Kerstmis wil ik van de gelegenheid gebruik maken om te spreken over twee soorten vrede: de Pax Romana (de Romeinse vrede), en de Pax Christiana (de christelijke vrede). In het kerstverhaal zoals opgetekend door Lukas komen we beide tegen: keizer Augustus en het Kind in de kribbe.

De Pax Romana was een groot succes. Dat moet eerlijk gezegd worden. Rome bouwde wegen die wij nog steeds gebruiken, wetten die wij nog steeds citeren, en steden die wij nog steeds bezoeken om er pasta carbonara en espresso te bestellen. De Romeinse vrede was indrukwekkend omdat zij orde bracht. Zij zei tegen de wereld: Ga zitten”. En de wereld - moe van alle oorlogen - ging zitten. Dat is een verdienste.

Maar Rome bereikte vrede op een bepaalde manier. Het zwaard werd niet weggelegd. De vrede werd bewaakt door legioenen. Het was de rust die volgt wanneer iedereen weet wie er wint. Rome zei: Er is vrede, want wij hebben gewonnen”. En de wereld antwoordde: Amen”, omdat ze bang was om nee” te zeggen. Want dat overleefde je niet. Dit soort vrede is als een steen op een deksel. Het houdt de chaos binnen, maar het is ook een beetje de dood in de pot. Het werkt zolang de steen blijft liggen.

En toen, midden in die Romeinse vrede - precies toen de wegen veilig waren en de grenzen strak op de kaart getekend - gebeurde er iets wat geen enkel leger had gepland. In een uithoek van het rijk, in een stal werd een Kind geboren. Niet met fanfare maar onder het zachte geloei van vee. Dit Kind bracht een andere vrede. Niet een vrede die zegt: Zwijg, of anders”, maar een vrede die fluistert: Vrees niet”. De Pax Christiana begint niet met een decreet, maar met een belofte; niet met een zwaard, maar met een kribbe. Niet met angst, maar met vreugde - en dat is belangrijk, want angst kan mensen stil krijgen, maar alleen vreugde kan hen vrij maken.

De Romeinse vrede hield mensen in bedwang. De christelijke vrede zet mensen in beweging. De eerste zegt: Blijf waar je bent.” De tweede zegt: Volg Mij.” De Pax Christiana is geen vrede die je kunt afdwingen. Je kunt haar niet opleggen met wetten, hoe goed die wetten ook zijn. Je kunt haar niet bewaken met muren, sloten en grendels. Zij begint op een plek waar geen keizer bij kan: het hart. En daarom is zij tegelijk kwetsbaar en onoverwinnelijk. Kwetsbaar, omdat zij je vraagt ‘ja’ te zeggen; vraagt, niet dwingt. Onoverwinnelijk, omdat geen enkele macht ter wereld iemand kan dwingen nee te zeggen tegen liefde, maar ook niemand kan verhinderen ja te zeggen.

Jongeren onder de bezoekers van onze site hebben een feilloos instinct voor hypocrisie. Dus laat ik het scherp zeggen: de Pax Christiana is geen gezellig gevoel, geen sentimentele boel. Het is geen kerstkaart met sneeuw die in Palestina nooit gevallen is. Het is vrede met littekens. Het is de vrede van iemand die zegt: Ik geef je mijn leven,” en het meent. Het is de vrede die aan het kruis hangt en toch bidt: Vader, vergeef het hun.” Dat is geen zwakte; dat is morele explosie.

Rome zei: Vrede door overheersing”. Christus zegt: Vrede door overgave”. En hier struikelen veel mensen, want zij denken dat overgave gelijk staat aan verliezen. Maar het christendom draait die logica om. De Pax Romana wilde de wereld ordenen door haar te temmen. De Pax Christiana wil de wereld vernieuwen door haar lief te hebben. En liefde is gevaarlijker dan welk leger ook. Zij kijkt naar de vijand en zegt: Jij bent geen probleem dat opgelost moet worden, maar een mysterie dat bemind mag worden”. Dat is revolutionair. En revoluties maken Rome zenuwachtig. Daarom werd dit Kind later een Man die men wilde doden. Niet omdat Hij vrede bracht, maar omdat Hij de verkeerde soort vrede bracht. Hij maakte mensen vrij - en vrijheid is besmettelijk. Hij maakte zondaars hoopvol - en hoop is onhandelbaar. Hij maakte gewone mensen heilig - en dat is het meest ontwrichtende van alles.

Wat betekent dit voor ons, hier en nu, Kerstmis 2025, aan de vooravond van het nieuwe Jaar des Heren 2026. Het betekent dat wij niet geroepen zijn om Romeinen te zijn die de orde bewaken met morele legioenen, maar christenen die vrede zaaien met hun leven. Het betekent dat onze taak niet is om iedereen stil te krijgen, maar om iemand lief te hebben - concreet, vandaag, lastig dichtbij. De Pax Christiana begint elke keer opnieuw wanneer iemand besluit te vergeven terwijl wraak makkelijker zou zijn. Zij begint wanneer iemand eerlijk is terwijl liegen loont. Zij begint wanneer iemand trouw blijft terwijl weglopen sneller is. Zij begint wanneer een jongere zegt: Ik volg Christus,” in een wereld die zegt: dat bepaal ik zelf wel”. En ja, dat is moeilijk. Maar Kerstmis is het feest dat ons eraan herinnert dat God niet bang is voor moeilijkheden.

Dus laat Rome zijn wegen houden; wij hebben een weg die een Persoon is. Laat Rome zijn vrede bewaken; wij laten ons bewaken door een Vrede die ons eerst heeft gezocht. En laat de wereld zeggen dat dit naïef is. De wereld heeft altijd gezegd dat liefde naïef is - totdat zij ontdekt dat zonder liefde niets werkt.

Vrienden, moge deze Kerstmis jullie niet alleen rustig maken, maar wakker. Moge zij jullie niet alleen troosten, maar sturen. En moge de vrede die geen keizer kan geven, jullie harten bewakenniet als een steen op een deksel, maar als een vuur dat licht geeft. Want het Kind in de kribbe kwam niet om Rome te verbeteren, maar om de wereld te redden. En dat, beste PP-vrienden, is een vrede die geen einde kent.

Zalig Kerstmis voor u allen,

+Rob Mutsaerts 

Een land dat vrijheid van religie en onderwijs wil inperken is het niet waard een rechtsstaat genoemd te worden

Een krappe meerderheid van de Tweede Kamer vindt dat de vrijheid van onderwijs niet mag botsen met artikel 1 van de Grondwet waarin staat dat iedereen gelijk behandeld moet worden, zo bleek vorige week na een stemming over een motie over het onderwerp. Dat betekent feitelijk het einde van vrijheid van godsdienst en van onderwijs. Men vergeet namelijk tegen wie de grondrechten (vrijheid van religie en vrijheid van onderwijs) bescherming moeten bieden. In het Nederlandse staatsrecht moeten de grondrechten vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs vooral bescherming bieden tegen de overheid. Deze grondrechten zijn bedoeld om burgers te beschermen tegen inmenging, beperkingen of dwang door de staat. Een overheid kan bijvoorbeeld niet bepalen dat een kerkgenootschap haar visie op het huwelijk of andere samenlevingsvormen moet aanpassen.

In onze seculiere cultuur geven steeds minder mensen om religie; velen zijn vergeten wat religie eigenlijk inhoudt. Hoewel onze Grondwet vrijheid van godsdienst, geweten én onderwijs waarborgt, lijkt die vrijheid steeds vaker ter discussie te staan. Media plaatsen orthodox-religieus onderwijs in het verdachtenbankje, en politieke stemmen beweren zelfs dat religie in een land als het onze geen invloed op de maatschappij mág uitoefenen. Critici zeggen dat godsdienstvrijheid wordt misbruiktom bijvoorbeeld LHBTQ-personen te discrimineren, of dat onderwijsvrijheid giftigeideeën laat verspreiden. Met andere woorden: juist in onze seculiere samenleving staan vrijheid van godsdienst en onderwijs onder druk – door overheidsbeleid, publieke opinie en culturele trends. Toch moeten we ons afvragen: Waarom blijven deze vrijheden essentieel, ook – of juist – nu? Het antwoord ligt in wat ze beschermen: de menselijke zoektocht naar waarheid en het behoud van een moreel kompas in een vrije, diverse samenleving.

Vrijheid van godsdienst is in wezen de vrijheid om naar waarheid te zoeken. Het gaat niet om een vrijblijvende keuze uit een menu van levensbeschouwingen, maar om de diepe plicht voor ieder mens om het ware en het goede na te streven. Als we vrijheidversmallen tot louter keuze zonder waarheid, ondergraven we uiteindelijk alle vrijheid . Echte vrijheid is namelijk geworteld in waarheid. Zonder dat vaste fundament verzinkt vrijheid in willekeur.

Een seculiere samenleving die meent zonder dat hogere richtsnoer te kunnen, zaagt feitelijk aan de tak waarop ze zelf zit. Want onze ideeën van recht en gerechtigheid - zelfs van mensenrechten - zijn historisch en moreel verankerd in het besef van een objectieve moraal, iets dat groter is dan wijzelf. Het is het moreel relativisme dat ons parten speelt. Als alle waarden relatief worden, blijft er geen reden over om het goede te verkiezen boven het kwade behalve eigen smaak of meerderheidsgedrag. Dan krijgt de wet van de sterkste vrij spel, of dreigt een kille technocratie die de leegte vult. Een vrije samenleving kan niet floreren zonder kompas.

Denk aan een vloot schepen op zee. Ieder schip moet zijn eigen machinekamer op orde hebben en voorkomen dat het andere ramt. Maar dat is niet genoeg. Er moet ook een bestemming zijn, een waarom achter de reis. Zo is het ook met ons: we kunnen individueel deugen en onderling ordelijk samenleven, maar zonder hoger doel of waarheid dobberen we stuurloos rond. Vrijheid van godsdienst houdt dat besef levend dat er een hoger doel, een ultieme Waarheid, te zoeken is. Het is het kompas waardoor een samenleving koers houdt in plaats van eindeloos rond te dobberen. Maar Waarheid is een woord waar men tegenwoordig allergisch voor lijkt.

Vrijheid van onderwijs vloeit voort uit hetzelfde principe: het recht en de verantwoordelijkheid om kinderen te vormen volgens diepe overtuigingen over waarheid en goedheid. Kinderen zijn van de ouders, niet van de staat. Het is om die reden dat ouders de ruimte moeten houden om hun visie op het goede leven in de opvoeding en scholing door te geven . Deze keuzevrijheid is een uitdrukking van de diversiteit van onze samenleving. Helaas wordt tegenwoordig soms gedaan alsof onderwijs neutraal kan zijn, alsof het enkel gaat om hoe te denken en niet om wat te waarderen. Maar elke opvoeding draagt (al dan niet uitgesproken) een beeld over goed en kwaad over. De vraag is: wie heeft het voor het zeggen als het gaat om de ziel van het kind?

Onderwijs zonder ruimte voor geweten en geloof dreigt een kweekplaats van moreel relativisme te worden. Als we uitsluitend het hoofd vullen met kennis en de handen trainen in techniek, maar het hart buiten beschouwing laten, wat zijn we dan eigenlijk aan het doen? We lachen om begrippen als eer en deugd, en zijn dan verbaasd dat de samenleving op drift raakt. We maken de mensen wijs dat er geen objectieve waarden zijn, verwachten toch dat zij het goede zal doen. Dat is vragen om een morele crisis.

Vrijheid van onderwijs is daarom geen luxe of eigen bubbel”, maar een essentiële waarborg dat er verschillende morele tradities mogen voortbestaan die deugd en waarheid hooghouden. Het zorgt ervoor dat onderwijs niet verwordt tot indoctrinatie door de heersende mode, die overigens gepresenteerd wordt als een norm die men moet accepteren, omdat je anders echt niet deugt. Hoe dit zich laat rijmen met het relativisme dat men predikt is een raadsel. Een vrije samenleving heeft inwoners nodig met een geweten en karakter, geen unanieme kudde die alleen heeft geleerd te gehoorzamen aan de geest van de tijd; een tijd die in verwarring verkeert en de weg kwijt is. Juist religieus en levensbeschouwelijk onderwijs kan dat geweten scherpen en voeden met idealen, in plaats van louter consumenten of arbeiders te produceren.

Onze seculiere democratie beroemt zich op tolerantie en diversiteit. Maar ware tolerantie op de proef stellen betekent ook verschillen verdragen die je zelf lastig vindt. Steeds vaker zien we echter een verwarring van gelijkheidmet uniformiteit: sommige opiniemakers en politici lijken gelijkheid te reduceren tot het delen van één moderne, liberale visie op mens en moraal. Alles en iedereen moet binnen dat kader passen; wie afwijkt wordt gezien als bedreigend. Zo noemen de indieners van de motie het bizar dat een christelijke school eigen opvattingen huldigt over controversiële onderwerpen, en suggereren zij dat de veiligheid in het geding is zodra een school niet volledig de links-liberale lijn volgt. De ondertoon is duidelijk: vrijheid mag, zolang ze past binnen het heersende kader. Maar dat miskent wat vrijheid werkelijk inhoudt. Vrijheid vraagt niet om eenvormigheid, maar om het verdragen van verschillen. Het is juist dat ongemak tussen overtuigingen - religieus óf seculier, conservatief óf progressief - dat onze samenleving levendig en vrij houdt.

Als de staat of de meerderheid bepaalt dat geloof slechts achter de voordeur toegestaan is, dan hebben we in feite een Department van Toegestane Overtuigingen opgetuigd. Waar kennen we dat toch van? Dat is geen pluralisme meer, maar een recept voor onderdrukking in naam van vrijheid”. Echte vrijheid van godsdienst houdt juist in dat mensen zónder vrees mogen uitkomen voor wat hun geweten hun ingeeft, ook als dat botst met de tijdgeest. En vrijheid van onderwijs betekent dat we elkaar de ruimte geven om jongeren vanuit verschillende waarden op te voeden, niet om ze van de wereld af te schermen, maar om vanuit hun eigen wortels tot volwaardige burgers uit te groeien. Een staat die dicteert wat diep in het hart geloofd mag worden, behandelt mensen als klapvee.

Waarom blijven vrijheid van godsdienst en onderwijs essentieel, juist in een seculiere samenleving? Omdat zij het hoogste goed beschermen dat een samenleving kan hebben: de mogelijkheid voor elke mens om, geleid door geweten en rede, naar waarheid te zoeken en het goede te doen. Deze vrijheden vormen de buffer tegen de tirannie van de modus van de dag, tegen de neiging van elke maatschappij om haar eigen absolutismen te creëren. Ze houden de deur open voor kritiek, voor verbetering, voor hoop, voor alles wat ons menselijk maakt.

In tijden van spanning komt de echte kracht van onze principes aan het licht. Vrijheid van godsdienst en onderwijs tonen hun waarde vooral wanneer ze onder druk staan: juist dan bewijzen ze of we werkelijk geloven in een vrije, menswaardige samenleving. Laten we deze vrijheden daarom koesteren en verdedigen. Een samenleving die dat niet begrijpt, is een samenleving die niet alleen niet vrij is, maar het ook niet waard is om vrij te zijn.

 

+Rob Mutsaerts

Wat verwacht u eigenlijk?

Kijk naar Johannes de Doper, en probeer niet te glimlachen. Hij ziet er niet uit als een hofprediker met een fluwelen mantel, maar als een woeste profeet: gehuld in een mantel van kameelhaar en een leren riem om zijn middel. Dit is de boodschapper van God? Het contrast kan niet groter. Je zou denken dat God een PR-adviseur in dienst zou hebben die zou zeggen: Misschien is dit niet het beste uithangbord voor het Koninkrijk. Maar God lijkt een voorliefde te hebben voor het ongepaste, het onverwachte. Johannes onaangepaste verschijning is de boodschap: dat wat er echt toe doet niet verpakt hoeft te worden in glamour. Zijn eenvoud en rauwheid zijn juist zijn kracht. Onder die ruige buitenkant brandt een radicale gehoorzaamheid. Johannes mag dan klinken alseen rebel, in werkelijkheid is hij de trouwste dienaar.

Hij roept de machthebbers ter verantwoording, hij tart de religieuze elite, niet uit eigenwijsheid maar uit gehoorzaamheid aan de waarheid. Hier is een man die niets geeft om de mening van mensen, omdat hij alles geeft om de mening van God. Paradoxaal genoeg is deze wilde man de meest toegewijde. Het is een paradox van de geschiedenis dat elke generatie wordt bekeerd door de heilige die haar het meest tegenspreekt. Johannes was precies zon heilige. En juist daardoor trof hij de harten van de zoekers.

Stel je de reacties eens voor. De gevestigde orde ziet Johannes en noemt hem krankzinnig: een man die leeft van sprinkhanen en wilde honing, die het comfort van de stad verruilt voor de brandende zon en het stof, móet wel een dwaas zijn. Maar diep vanbinnen voelen zelfs de sceptische toeschouwers een vreemd ontwaken als ze hem horen. Johannes schudt hen wakker met scherpe woorden over bekering, gerechtigheid en hoop. Hij is als een wekker die rinkelt in een huis vol slapers. Niemand vindt het prettig om ruw gewekt te worden; sommigen willen dat alarm het liefst de kop indrukken. Maar anderen beseffen dat de nieuwe dag is aangebroken.

De manier waarop het evangelie begint met Johannes is geen toevalligheid; het is een voorproefje van hoe God werkt. Het christelijke verhaal zet voortdurend onze verwachtingen op zijn kop. De Koning der koningen wordt geboren in een stal tussen de dieren. De Redder van de wereld groeit op als timmerman in een vergeten dorp. Wanneer Hij rondtrekt verzamelt Hij geen leger van geleerden of generaals, maar vissers, tollenaars en eenvoudige vrouwen. En uiteindelijk overwint Hij niet met het zwaard, maar door zélf aan een kruis te worden gespijkerd. Alles is omgekeerd: vernedering wordt verhoging, sterven wordt de weg naar leven, de laatsten worden de eersten.

Die vreemde logica van het evangelie botst frontaal met wat de wereld ons leert. Onze seculiere cultuur zit vol clichés en illusies die op het eerste gezicht wijs klinken. We horen dingen als: Volg gewoon je hart, dat is de weg naar geluk. Of: De mens is maar een toevallig product van natuurkrachten, verwacht er niet te veel van. Of nog zon favoriet: Wees realistisch: geloven in wonderen is jezelf voor de gek houden. Het klinkt allemaal heel redelijk, totdat je ervaart hoe leeg deze zogenaamde wijsheid eigenlijk is. Velen van ons hebben die dorheid geproefd: een groots en meeslepend leven vol prikkels en prestaties, maar een hart dat apathisch aanvoelt. De woestijn is dichterbij dan we denken, zelfs te midden van luxe. En dan ineens, te midden van die dorre leegte, klinkt er een stem die zegt: er is méér. Maak de weg vrij voor de Heer. Het evangelie durft te beweren dat juist wat de wereld dwaas noemt, ons zal redden. Dat bekering – een woord waar menigeen om grinnikt –in feite de deur naar bevrijding is.

De moderne mens meent verlicht te zijn omdat hij overal vraagtekens bij zet, maar het gevolg is vaak dat hij zelf in een groot vraagteken verandert, in een dobberend stuk wrakhout. In onze tijd is het coolom cynisch te zijn, om alles te ontleden tot er geen ziel meer in zit, zoals je een ui afpelt om tot de conclusie te komen dat er geen kern in zit. Maar wat als de waarheid juist leeft in wat we níet kunnen ontleden? Wat als diepe vervulling niet komt uit eindeloos alles betwijfelen, maar uit dúrven geloven als een kind? Het evangelie zet onze logica op zn kop, niet om ons voor gek te zetten, maar om ons wakker te kussen uit een dodelijke slaapwandeling. We dachten dat we alles wisten, maar de dorst werd maar niet gelest. Pas toen we dat gekke aanbod van levend water aannamen, merkten we hoe uitgedroogd we waren.