Ik ben een uitgesproken fan van G.K. Chesterton. Chesterton (1874–1936) was een Engels schrijver en denker die bekendstaat om zijn felle verdediging van traditionele moraal en christelijke waarden. Hoewel abortus in Chestertons eigen tijd niet legaal of wijdverspreid was zoals nu, sprak hij zich in zijn essays en boeken duidelijk uit over verwante thema’s: de waarde van elk menselijk leven, de heiligheid van het gezin, en de gevaren van moderne tendensen als individualisme en materialisme. In dit essay onderzoeken we hoe Chesterton zou reageren op moderne abortuswetgeving die het ongeboren kind geen rechtsbescherming biedt. Dit staat in schril contrast met het Romeinsrechtelijke principe van de curator ventris, waarbij destijds een voogd werd aangesteld om de belangen van een ongeboren kind te behartigen .
Chesterton vertrok altijd vanuit het idee dat ieder
menselijk leven intrinsieke waarde en waardigheid heeft, als schepsel van God.
In zijn tijd verzette hij zich krachtig tegen theorieën over eugenetica en elke filosofie die bepaalde
groepen mensen minder menselijk zou achten. Hij observeerde dat zulke ideeën hun “voordelen”
alleen kunnen behalen door een hele categorie mensen hun menselijkheid te
ontzeggen . Waar eugenetici de ‘minderwaardigen’ ontmenselijkten, gebeurt bij
abortus iets soortgelijks met een nog kwetsbaardere groep: “de zwaksten en meest
weerlozen mensen: de ongeborenen” . Chesterton zou benadrukken dat het
ongeboren kind een volwaardig mens is, en hij benoemde abortus dan ook
onomwonden als “de
afslachting van ongeboren mensen” . Dergelijk sterk taalgebruik laat zien dat
hij abortus beschouwde als een directe aanslag op de menselijke waardigheid en
het menselijk leven zelf.
Omdat Chesterton diep religieus was (hij bekeerde zich
uiteindelijk tot het katholicisme), zag hij het leven – zelfs in de
moederschoot – als heilig en door God gewild. Hij zou erop wijzen dat geen mens
of instantie het recht heeft willens en wetens een onschuldig mensenleven te
vernietigen. In navolging van de traditie geloofde Chesterton dat het recht op
leven rechtstreeks van God komt voor ieder mens, ook voor het kind in de
moederschoot, en dat geen enkele wereldse reden (of het nu medisch, sociaal of
economisch is) zo’n
vernietiging kan rechtvaardigen . Zijn morele verontwaardiging tegenover
abortus komt voort uit dit principe. Zo hekelt hij een briefschrijver die pleit
voor abortus om armoede te reduceren, door te zeggen dat deze man “hoopvol” is over “de massamoord op
ongeboren mensen”, terwijl hij “wanhopig” is over het idee om simpelweg lonen
te verbeteren . Met bijtende ironie zegt Chesterton over zulke hervormers: “Hij is hoopvol
gestemd over vrouwelijke ontering, hoopvol over menselijke vernietiging” .
Hieruit blijkt dat Chesterton abortus ziet als een beschavingsziekte, een
gruwel die alleen kan worden toegestaan als we de fundamentele waarheid uit het
oog verliezen dat elk mensenleven, hoe klein of kwetsbaar ook, oneindig
waardevol is.
Voor Chesterton is het kind niet alleen een individu met
waardigheid, maar ook een bron van betekenis voor ouders en de samenleving. Hij
bezat een diep respect en bijna eerbied voor de wonderlijke vitaliteit van
ieder kind. In zijn essay “A Defence of Baby Worship”
schildert hij hoe elke baby de wereld als het ware opnieuw schept: “Met elke nieuwe baby
wordt het hele universum opnieuw voor het gerecht gedaagd” . Het kind brengt
een onbevangen verwondering mee die zelfs de grootste filosofen niet kunnen
evenaren – “alsof
met ieder van hen alle dingen opnieuw worden gemaakt”, schrijft hij, “en het universum
opnieuw op proef wordt gesteld” . Deze lyrische benadering onderstreept
Chestertons overtuiging dat een nieuw kind een uniek en onherhaalbaar wonder
is, een frisse herbevestiging van het leven die de volwassen wereld telkens weer
op schokken zet.
Chesterton beschreef geboren worden zelfs als “het hoogste
avontuur”. In Heretics stelt hij: “The supreme adventure is being born”
- het grootste avontuur is geboren worden . Het betreden van de familiekring
door geboorte vergelijkt hij met het binnengaan van een sprookje: “Wanneer we onze
intrede doen in het gezin, door de daad van geboren te worden, betreden we een
wereld die onvoorstelbaar is. Met andere woorden, wanneer we het gezin
binnengaan, betreden we een sprookje . Hieruit blijkt hoezeer hij de komst van
een kind zag als iets bijna heiligs, vol mysterie en mogelijkheden. Het gezin
zelf beschouwde hij als de hoeksteen van de samenleving en als een “mini maatschappij”
die haar eigen nieuwe burgers creëert en liefheeft . Een kind gaf voor
Chesterton betekenis aan het ouderschap en verbond generaties: “The child is an explanation of the father and mother,
and the fact that it is a human
child is the explanation of the ancient human ties”.
Dat een ongeboren kind vandaag juridisch wordt behandeld alsof het geen kind of
geen mens zou zijn, druist in tegen alles waarvoor Chesterton stond.
Ook in zijn kritiek op sociale misstanden nam Chesterton
het op voor kinderen. In Eugenics and Other Evils bespotte hij het idee dat
sommige kinderen “ongewenst”
zouden zijn. Chesterton zou het
volstrekt onaanvaardbaar vinden om het kind zelf op te offeren in naam van
welvaart of “kwaliteit
van leven”. Dat modern beleid kiest voor het elimineren van ongeboren kinderen
in plaats van het oplossen van sociale problemen, zou hij beschouwen als een
omkering van alle recht en logica.
Chesterton stond kritisch tegenover veel aspecten van de
moderniteit, vooral wanneer die botsten met eeuwige waarheden. Hij beschreef de
modernistische mentaliteit eens als iemand die zoveel medelijden heeft met
bijvoorbeeld dieren, dat hij bereid is mensenlevens te offeren; een griezelige
omkering van waarden. Reeds in 1914 voorspelde Chesterton: “Wherever there is Animal Worship, there will be Human
Sacrifice.” (Overal waar dierenvergoding is, zal mensenoffer volgen)
. Hiermee bedoelde hij dat een sentimentele moderne neiging om bijvoorbeeld
abstracte idealen te aanbidden - rechten van de vrouw zijn in het geding, zegt
men dan, terwijl het gaat over de rechten van het kind - vaak gepaard gaat met
onverschilligheid of wreedheid jegens kwetsbare mensen. In de hedendaagse
cultuur zien we echo’s
hiervan: men kan meer verontwaardigd raken over dierenleed of milieu dan over
de massale abortus van ongeboren kinderen. Chesterton zou zulke prioriteiten
als krankzinnig bestempelen - een teken dat moderniteit haar morele kompas is
kwijtgeraakt.
Een ander kenmerk van de moderne tijd dat Chesterton heftig
bekritiseerde, is het extreme individualisme en materialisme. Hij zag dat
mensen in naam van “vrijheid”
vaak juist zichzelf gevangen zetten in oppervlakkige genoegens. Nergens wordt
dit duidelijker dan in zijn essay “Babies and Distributism”, waarin hij spot
met echtparen die geen kinderen willen om meer tijd en geld te hebben voor
entertainment en luxe. Hij schrijft dat zijn minachting het kookpunt bereikt “wanneer ik de
veelgehoorde suggestie hoor dat men van een kind afziet omdat mensen ‘vrij’ willen
zijn om naar de bioscoop te gaan of carrière niet in de weg te staan” . Het
woord “vrij”
zet Chesterton hier nadrukkelijk tussen aanhalingstekens, want in werkelijkheid
vindt hij dit helemaal geen werkelijke vrijheid. “Wat maakt dat ik over zulke mensen als
over deurmatten wil lopen, is dat ze het woord ‘vrij’ gebruiken”.
“Bij
elke daad van dat soort ketenen ze zichzelf juist aan het meest slaafse
mechanische systeem dat de mensheid ooit heeft geduld” . In plaats van de
creatieve levengevende vrijheid van het ouderschap te omarmen, onderwerpen ze
zich aan wat Chesterton noemt de dwang van consumptie en technologie – aan
carrières en modegrillen die hen door anonieme machten worden voorgeschoteld .
Dit is een valse vrijheid, eentje waarin men zijn eigen diepste roeping (het
doorgeven van leven) inruilt voor korte termijn pleziertjes.
Chesterton contrasteert die valse vrijheid met de echte
vrijheid die een kind met zich meebrengt. “A child is the
very sign and sacrament of personal freedom,” verklaart hij; een
kind is het teken én
het sacrament van persoonlijke vrijheid . Het klinkt paradoxaal, want een kind
zorgt immers voor verantwoordelijkheden en beperkingen voor de ouders. Maar
Chesterton ziet het anders: een kind is een nieuwe wil, een “fresh free will added to the wills of the world”,
die ouders uit vrije wil op de wereld zetten en uit vrije wil beschermen . Het
is hun eigen creatieve bijdrage aan de schepping – een unieke creatie die niet
door enig sociaal “meestersbrein”
of technocraat is voortgebracht, maar door henzelf en door God . Dit nieuwe
leven is bovendien “veel
mooier, wonderbaarlijker en verbazingwekkender” dan welke uitvinding of
amusementsmachine de moderne beschaving ook kan produceren .
Dat moderne mensen deze wonderlijke gave durven afwijzen,
ziet Chesterton als een symptoom van morele blindheid. “Wanneer mensen niet langer voelen hoe
bijzonder dit is, zijn ze alle waardering voor de primaire dingen kwijt; ze
zijn elke zin voor verhoudingen kwijt,” waarschuwt hij . In ongewoon harde
bewoordingen zegt Chesterton dat zulke mensen “de allerlaagste droesem van het leven
verkiezen boven de fonteinen van het leven” . Met andere woorden, ze kiezen
voor de uitgeholde, herhaalde, futiele genoegens van een vermoeide
consumptiemaatschappij, in plaats van voor de frisse levenskracht die een nieuw
kind brengt. Dit is geen vooruitgang maar decadentie. Chesterton zag al in zijn
tijd dat het zogenaamd “progressieve”
idee van geboortebeperking op een hellend vlak zou belanden: “Birth control
marcheert door de moderne staat en leidt de stoet van de menselijke vooruitgang
van abortus naar kindermoord”, schreef hij schamper . Hiermee voorzag hij dat
zodra men de ene grens (voorkoming van geboorte) overschrijdt, de volgende
(vernietiging van bestaand leven) al in zicht komt, een voorspelling die akelig
profetisch klinkt in het huidige debat over abortus en zelfs infanticide.
Chesterton zou de moderne abortuscultuur dan ook zien als een verwording van
echte vooruitgang: niet een triomf van keuzevrijheid, maar een trieste
capitulatie voor egoïsme en wanhoop, vermomd als “vrijheid”. Echte vrijheid staat altijd
in dienst van het leven. Het is veelzeggend dat hij in Irish Impressions de
kern van vrijheid zo samenvatte: “the only object of liberty is life”
. Vrijheid heeft geen zin als ze wordt aangewend om het leven te vernietigen;
haar doel is juist het leven mogelijk te maken en te beschermen.
Chesterton geloofde dat menselijke wetten hun
rechtvaardigheid ontlenen aan een hoger moreel besef, aan de morele
natuurwetten van goed en kwaad die niet zomaar veranderlijk zijn. Wanneer een
samenleving zulke fundamentele waarheden verloochent, loopt ze het gevaar om
niet te evolueren maar te degenereren. Hij merkte ooit op dat beschavingen ten
onder gaan zodra ze de meest voor de hand liggende dingen vergeten . Eén van die voor de hand liggende
waarheden is dat het doden van onschuldige mensen kwaad is. In het geval van
abortus lijkt de moderniteit precies dit evidente gegeven vergeten te zijn:
namelijk dat een baby in de buik dezelfde bescherming verdient als een baby in
de wieg. Chesterton zou erop wijzen dat het Romeinse recht, hoe heidens die
beschaving ook was, tenminste het principe kende van de curator ventris, de “voogd van de schoot”
die benoemd werd om de rechten van het ongeboren kind te beschermen . Er waren
wettelijke regelingen in vroegere tijden die getuigen van “openbare belangstelling voor het leven
van het kind in de moederschoot” en het positief recht “reserveerde voor dat kind rechten”,
bijvoorbeeld op erfenis en fysieke integriteit . Hoe ironisch, zou Chesterton
constateren, dat de moderne wereld – die pocht op haar humaniteit en
vooruitgang – het ongeboren leven mínder juridische erkenning geeft dan een
oude heidense beschaving deed.
In Chestertons visie is een wet die het meest weerloze lid
van de samenleving niet beschermt, geen rechtvaardige wet. Hij geloofde dat het
gezag van de staat beperkt wordt door hogere morele wetten. Zo stelde hij dat
wanneer de machtigen gaan beslissen wie er mag leven en wie niet, dit geen
vooruitgang maar tirannie is: “Eugenetica én
abortus komen neer op de tirannie van een elite die beslist wie zal leven en
wie zal sterven” . Die elite, zo voegde hij eraan toe, verschuilt zich vaak
achter wetenschappelijke of economische argumenten, maar in wezen is het een
kwestie van brute macht. In het geval van abortus ziet Chesterton een coalitie
van de sterke tegen de zwakke: de volwassen individu (al dan niet gesteund door
medische “experts”
of wetgeving) tegenover het stemloze kind. Dit druist in tegen Chestertons
besef dat beschaving juist afgemeten wordt aan hoe zij de zwaksten beschermt.
Hoe zwakker en hulpelozer het rechtssubject is, des te zwaarder weegt de plicht
van allen om het te beschermen.
Voor Chesterton is het gezin de eerste en belangrijkste
rechtseenheid, en het ongeboren kind is al deel van dat gezin. Het recht zou
zich daar dienstbaar aan moeten opstellen, niet als heer en meester die beslist
of dat nieuwe gezinslid mag leven. Hij zag al in zijn tijd tendensen waarbij de
staat of de zogenaamde “wetenschap”
zich tot een afgod verhief ten koste van menselijke maat. “Het is in de moderne wereld precies
andersom: niet religie vervolgt de wetenschap, maar de wetenschap tiranniseert
via de overheid”, schreef Chesterton in 1922 . Hij doelde daarbij op de
eugenetica-wetgeving die toen opkwam, maar dezelfde redenering geldt voor
abortuswetgeving. Een kille, materialistische logica - of het nu onder het mom
van wetenschap, gezondheid of rechten van de vrouw gebeurt - die bepaalt dat
een ongeboren kind geen persoon met rechten is, zou hij beschouwen als een
vreselijke bureaucratische gruwel. Het is de triomf van wat hij spottend “terrorisme door
derderangs professoren” noemde: technocratische prietpraat die fundamentele
morele intuïties ondermijnt .
Ten diepste zou Chesterton stellen dat geen enkel menselijk
gezag het recht kan geven om een onschuldig mens opzettelijk te doden .
Wetgeving die abortus toestaat, verstoort de wezenlijke verhouding tussen
vrijheid en leven. Zoals eerder aangehaald verwoordde hij het zo: “the only object of liberty is life”
. Vrijheid die het ongeboren kind - het meest onschuldige leven denkbaar - niet
beschermt, maar uitlevert, is in Chestertons ogen een vrijheid die haar doel en
moraal heeft verloren. Hij zou de huidige situatie dan ook zien als een
regressie vermomd als recht. Waar authentiek recht ooit de vox dei probeerde te
volgen (het idee dat elk mens door God gegeven is), zendt modern positief recht
over abortus de boodschap uit dat sommige mensenlevens er niet toe doen. Dit is
niet alleen onrechtvaardig maar ook onredelijk. Het is het ultieme verlies van
gezond verstand dat kenmerkend is voor veel van wat hij bij zijn modernistische
tijdgenoten ‘ketterijen’ noemde.
Gezien het bovenstaande is het duidelijk dat Chesterton met
scherpe afkeuring en morele verontwaardiging zou reageren op abortuswetgeving
die ongeboren kinderen geen bescherming biedt. Op grond van zijn diepe respect
voor menselijke waardigheid, zijn liefde voor het kind en het gezin, en zijn
afkeer van modern egoïsme, zou hij zo’n
wet als een teken van beschavingsverval bestempelen. Elke hoge beschaving
vervalt door het vergeten van voor de hand liggende waarheden, en de waarheid
dat een ongeboren kind een mens met rechten is, is juist zo’n evidente
waarheid. Het uitwissen daarvan acht hij een gevaarlijk mystificatie.
Chesterton zou de moderne wereld oproepen om haar morele kompas te hervinden.
In plaats van zichzelf op de borst te kloppen om vermeende vooruitgang, zou hij
de maatschappij een spiegel voorhouden: wat voor vooruitgang is het, als zelfs
de meest weerloze niet meer veilig is in de meest natuurlijke haven: de
moederschoot?
Uit Chestertons geschriften rijst het beeld op van een man
die het opnam voor de kleinste, armste en meest kwetsbare mensen. Hij zag in
het ongeboren kind niet een rechteloos hoopje cellen, maar “a fresh free will”, een nieuw avontuur voor de
mensheid, en een belofte dat de wereld door mag gaan . Het verlies van
juridische erkenning voor dat jonge leven ervoer hij als een diepe schande. Hij
zou waarschijnlijk met zijn kenmerkende combinatie van logica en sarcasme
ageren: als de samenleving meent dat comfort en keuze zó absoluut zijn dat we
baby’s mogen doden, waarom dan niet
consequent zijn? “Let all the babies be born. Then let us drown those we
do not like,” schreef hij bitter, om de absurditeit van zo’n houding te laten zien . Natuurlijk is dat voorstel afschuwelijk,
en precies dát
is Chestertons punt: enkel een mystiek en moreel bezwaar weerhoudt ons ervan om
geboren baby’s
te verdrinken, en datzelfde bezwaar geldt voor het doden van ongeborenen .
Tot slot zou Chesterton ons herinneren aan de plicht om het
gezin en het leven te verdedigen tegen dergelijke aanvallen. “Er is een aanval op
het gezin; en het enige wat je met een aanval moet doen is terugvechten.” Hij
zou het verlies aan rechtsbescherming voor het ongeboren leven zien als
onderdeel van die aanval op het gezin en op de menselijke waardigheid. Zijn
oordeel zou geen twijfel laten: moderne abortuswetten zijn kwaadaardig,
onrechtvaardig en in strijd met het gezond verstand en met het natuurrecht.
Alleen door terug te keren naar wat hij de “obvious things”
noemde - de evidente waarheid dat elk mensenleven, vanaf de conceptie, een
geschenk van onschatbare waarde is - kan onze samenleving weer gezond verstand
en rechtvaardigheid hervinden. In Chestertons ogen is het ongeboren kind immers
niets minder dan God’s
opinie dat de wereld moet doorgaan. Het is aan ons rechtsgevoel en onze
wetgeving om die opinie te bevestigen en te verdedigen.
+Rob Mutsaerts