Drie broertjes – Maarten, Tom en Ruben – schrijven ieder een brief naar de kerstman.
Maarten - de jongste: 6 jaar -
schrijft: “Beste kerstman, ik heb nog 2 broers. Tom is soms best wel aardig. En
Ruben is ook soms wel aardig. En ik ben altijd aardig. Groet van: Maarten”.
Tom, die 8 jaar is, schrijft ook een
brief: “Beste kerstman, vorig jaar heb ik niks fatsoenlijks van u gekregen. Het
jaar daarvoor was het ook al niet veel. Ik ben nu 8 jaar en geef u nog een
laatste kans. Groeten van Tom”.
En dan hebben we Ruben nog. Ruben is
al 10 en begint te twijfelen of de kerstman wel echt bestaat en daarom schrijft
hij voor de zekerheid maar een brief aan het kindje Jezus; die bestaat
tenminste zeker. Ruben is een geslepen ventje. “Beste Jezus, u weet hoe goed ik
het afgelopen jaar ben geweest…”. Maar nee, dat is niet erg overtuigend, en hij
scheurt zijn brief kapot en begint opnieuw. “Beste Jezus, u weet dat ik
GEPROBEERD heb aardig te zijn…”. Maar nee, dit is ook al niet overtuigend
genoeg. Hij pakt een nieuw blaadje papier, kijkt eens in de kerststal en ziet
daar het beeldje van Maria staan. Hij pakt zijn pen weer op en schrijft: “Beste
Jezus, als je je moeder ooit nog terug wilt zien, moet je dit jaar wel met iets
heel goeds aan komen zetten…”.
Hoe het verder afgelopen is, weet ik
niet, maar Maria staat nog altijd overal in de kerststalletjes, haar kind
omringend met haar moederlijke zorg. En heel haar verdere leven heeft Maria dat
gedaan: zij stond aan Jezus’ zijde. Tot onder het kruis toe. Ook al is Jezus de Zoon van
God, de aanwezigheid van Maria is van groot belang geweest. Zo vlak voor
kerstmis komen we altijd Maria tegen in het evangelie, Maria die in verwachting
is van haar Kind. Zij besefte het bijzondere van het Kind. Zij had de engel
Gabriel geloofd, toen deze zei: gij zult een kind ter wereld brengen; Hij zal
Zoon van God genoemd worden, Immanuel, Vredevorst…
Dat is inderdaad wat we met Kerstmis
vieren. Niet een of ander sprookjesachtig verhaal, maar de geboorte van de Zoon
van God. Een gebeurtenis die plaats heeft gevonden hier op aarde tussen mensen
zoals u en ik.
Lang geleden regeerde er een wijze
koning in Persie. Hij hield van zijn volk en wilde weten hoe zij leefden, hij
wilde het wel en wee van zijn volk kennen. En dus verkleedde hij zich als een
eenvoudige burger en ging de arme mensen bezoeken. Een van hen was een heel
armoedige man die in een grot leefde. De koning ging naar hem toe en at het
schaarse voedsel dat die man ook at en probeerde hem enigszins op te vrolijken,
en dat deed hij zo een hele tijd. Later kwam hij nog eens op bezoek en onthulde
aan de man wie hij in het echt was. De koning dacht dat de man vervolgens wel om
geld of gunsten zou vragen, maar dat deed hij niet. In plaats daarvan zei de
arme man: u hebt uw paleis en zaligheden verlaten om mij te komen opzoeken in
mijn donkere armzalige onderkomen. U at wat ik at; u hebt mij wat levensvreugde
en liefde gebracht. Anderen heeft u misschien grote kado’s
gegeven. Maar aan mij hebt u uzelf gegeven!
Met Kerstmis vieren we dat Maria
geboorte geeft aan de koning die zijn hemels Vaderhuis en zaligheden verlaat om
met ons onze miserie te delen. Het gaat er met kerstmis niet om dat Jezus ons
fraaie kado’s,
giften of zegeningen geeft, maar dat Hij zichzelf geeft. En dat is het
grote verschil tussen de fictieve kerstman en het Kind in de kribbe. De kerstman rijdt in zijn
arreslee door de lucht en geeft kado’s aan kinderen die braaf zijn geweest. Hij geeft zijn kado’s
af en vervolgens verdwijnt hij. Jezus laat niet een kado achter om vervolgens
te verdwijnen. Hij komt om bij ons te wonen, te leven het leven dat wij leven,
als mens! Zijn kado is zijn aanwezigheid. En , net zoals in het verhaaltje van
zojuist geeft de aanwezigheid van de koning veel meer voldoening dan het
krijgen van kado’s van Hem. Tegen kado’s kun je niet praten. Tegen Jezus wèl!
En dat is ook iets wat Maria heel goed begrepen heeft: zij was daar in het
leven van Jezus, waar zij het meest nodig was. Zij beleefde haar vreugde niet
door van alles van dit hemelse Kind te verwachten, maar door alles wat zij maar
kon aan dit Kind te geven: moederlijke zorg, liefde. Juist dat was haar
grootste gave aan dit Kind.
Willen we de betekenis van kerstmis
begrijpen, dan moeten we niet stil blijven staan bij het prachtige
kersttafereel in Bethlehem, maar verder met dit Kind op weg gaan: naar Egypte,
naar Nazareth, uiteindelijk naar Jeruzalem. En kijk wat er onderweg gebeurt. Bijvoorbeeld
als Jezus Zacheüs ontmoet.
Jezus zegt iets vreemd: “Vandaag moet Ik in jouw huis te gast zijn”. Hoe
onlogisch het ook was voor de verzamelde menigte, zo logisch is het voor Jezus
dat Hij bij Zacheüs te gast moet zijn. Voor diegenen die het nog niet begrepen
hebben, verklaart Jezus het zelf: dat Hij in de wereld is gekomen om te
zoeken en te redden wat verloren was. Waarom? Zij die door iedereen gemeden
worden (ook al hebben ze dat volledig aan zichzelf te danken), daar is Iemand
nodig die hem in de ogen kijkt en zegt: mag ik bij jou te gast zijn? Wat er
daar bij Zacheüs in huis door Jezus gezegd, we weten het niet. We weten alleen
dat er in deze biecht een ware ontmoeting heeft plaatsgevonden, een gebeurtenis
die zijn leven radicaal veranderd heeft. Zacheüs ziet in dat hij fout was en
vindt hij dat hij de toegebrachte schade moet vergoeden.
Jaren geleden schreef de beroemde
psychologe Anna Terruwe dat die ene zin uit het evangelie - “ik moet bij jou te
gast zijn” - een grootse zin was en dat vele mensen met grote psychologische
complexen ontzettend geholpen zouden zijn en veel van hun complexen al lang
kwijt zouden zijn als er iemand in hun buurt zou geweest zijn die zoiets had
gezegd: 'ik kom bij je langs, bij jou thuis, ik kom bij je eten.'
Denk aan die andere scène, daar in de
tempel waar we de Farizeeër horen zeggen: ‘God zij dank dat ik niet ben zoals
die tollenaar daar”. De tollenaar zegt op zijn beurt: “Heer, wees mij zondaar
genadig”. Met wie zou u zich nu het liefst vergelijken; met die Farizeeër of
met die tollenaar? U kunt natuurlijk denken dat u gelukkig niet zo hooghartig
en protserig, zo zelfingenomen en elitair bent als die Farizeeër. Maar dan zegt u eigenlijk: ‘God ik
dank u dat ik niet zo ben als die Farizeeër in dit verhaal.' Maar dat lijkt u
eigenlijk juist heel veel op hem.
Met wie willen we ons vergelijken? Als
we ons liever niet met de Farizeeër vergelijken, dan misschien met de
tollenaar. Maar die tollenaar zegt: “God wees mij zondaar genadig”. Daarin
horen we een woord, dat in deze tijd moeilijk valt; 'zondaar'. Ik mag graag het
sacrament van boete en verzoening aanreiken aan de mensen; ja de biecht. Niet
om mensen in te peperen dat ze toch maar heel zondig en slecht zijn, dat ze
niets anders zijn dan slechtigheid. Wat dan wel? Dat de biecht een sacrament
van genade is, van genezing en vergeving. Niet de schuldgevoelens staan
centraal bij de biecht, maar de vergeving. Waar
het Jezus om gaat is dat de tollenaar echt berouw had, dat hij zich bewust was
van zijn zondig verleden en zo naar God ging. Jezus prijst het in die tollenaar
dat hij zichzelf niet goedpraatte en dat hij bereid was dit aan God te
belijden, om vervolgens een ommekeer te maken. Daarom ging de tollenaar
gerechtvaardigd naar huis. De ander niet.
Het verhaal gaat dat koning Frederik
de Grote op een dag de gevangenis bezocht. Hij sprak met de gevangenen. En de
een zei dat hij onschuldig was, de ander dat er sprake was van een reusachtig
misverstand, weer een ander dat er sprake was van een complot waarvan hij de
dupe was en zo ging het maar door. Als laatste bezocht hij een veroordeelde....
die niets zei. Hij zweeg. “Nou”,
zei de koning, “ik
veronderstel dat ook jij een onschuldig slachtoffer bent”. “Nee, Sire” – zei de
gevangene – “ik ben schuldig en heb deze straf verdiend”. De Koning liet de
cipier halen en zei: “Laat deze man vrij en stuur hem naar huis”. Het lijkt op wat Jezus zegt: Wie zich
verheft zal vernederd worden; wie zich vernedert, zal verheven worden.
Als wij straks gerechtvaardigd naar
huis willen gaan, wil je echt de vreugde van kerstmis ervaren, wil je echt
vrede in je hart….dan weten we wat ons nu te doen staat. Weet dat Gods genade
groter is dan onze grootste stommiteiten en ergste daden. Weet dat Hij je vrede
en vreugde toewenst. God die naar ons toekomt; wat een genade! Zalig Kerstmis!
+Rob Mutsaerts
Nieuwsbrief EWTN.lc