Tv-commentatoren en sportverslaggevers weten er ook niet altijd goed raad mee. Sommigen zien ‘taking the knee’ als steunbetuiging aan de "Black Lives Matter"-beweging, anderen zien het als een vervolg op een aloude traditie die teruggaat tot de 18e eeuw, weer anderen zien het als een gebaar in navolging van quarterback Colin Kaepernick die in het (American football) seizoen 2016 knielde tijdens het Amerikaanse volkslied.
Sport en politiek beweren elkaar slechts vaag te kennen en niets met elkaar te maken te hebben, maar toch heeft het al een hele geschiedenis achter de rug. Het is niet voor niets dat de kniebuiging plaats vindt tijdens het zingen van de volksliederen. Dat zijn vaak liederen die het vaderland verheerlijken. Tegenwoordig roept dat bij menigeen schuldgevoel op.
De herinnering aan nationale grootheid en culturele identiteit is vandaag de dag grotendeels vervaagd. Het bezingen als Portugees van het edelste en heldhaftigste volk der zee, dat "de wereld nieuwe werelden schonk" - kortom de kolonisatie van de aarde door de westerse mogendheden - om vervolgens de schuld van de blanke te belijden, veronderstelt ofwel een onbegrip van een van beide belijdenissen (eerbetoon resp. mea culpa), ofwel een vorm van schizofrenie. Daar komt nog bij dat een gebrek aan respect voor de nationale hymne kennelijk acceptabel wordt geacht, maar het gebrek aan respect voor degenen die weigeren te knielen onacceptabel is. Je wordt meteen uitgemaakt voor racist.
Het besmeuren van een cultuur of van de eigen voorouders lijkt onproblematisch; het in twijfel trekken van een duidelijke politieke agenda daarentegen niet. Voor de Oost- en Middeneuropese volkeren is het moeilijk te begrijpen dat van hen wordt verwacht neer te knielen. Zij hebben immers geen koloniale geschiedenis en daar komt nog bij dat zij zelf het slachtoffer waren van hun buren. Het voormalige Oostblok heeft het hoofdstuk van de zelfverloochening aan den lijve ondervonden, een aspect dat weerklinkt in de geest van het volkslied. Tot op de dag van vandaag zingen de Polen over de verdwijning van hun vaderland. De atheïstische communisten vonden het Hongaarse volkslied - meer een smeekbede tot God dan een nationale zelfverheerlijking - een doorn in het oog. In West-Europa daarentegen is het volkslied, net als de nationale vlag, een relict uit het verleden geworden, dat door zijn alomtegenwoordigheid als normaal - om niet te zeggen triviaal - wordt beschouwd. De historische inhoud is verloren gegaan. We hangen de vlag al uit als we geslaagd zijn voor het rijbewijsexamen.
Er is geen andere manier om te verklaren waarom bijvoorbeeld in de Middeleeuwen het verbranden van een Venetiaanse vlag in Padua leidde tot de oorlogsverklaring van de Republiek Venetië. Er is ook geen andere manier zijn om te verklaren waarom onteren van het volkslied in tal van landen nog steeds in het wetboek van strafrecht voorkomt. Waar het volkslied weerklinkt, daar is de natie; zoals in de Middeleeuwen het rijk was waar de koning verbleef, of zelfs de godsdienst bepaalde (cuius regio, eius religio). Het volkslied is ten diepste ook vorm van eed van trouw, weliswaar niet meer aan God of de vorst, maar aan je land. Het is bij sportevenementen een soort strijdkreet geworden.
De eerste noten van het Duitse volkslied waren ooit tot God gericht. Nu begint het met ‘Deutschland’. Diverse Europese hymnen roepen op tot niets minder dan totale opoffering. In Italië weerklinkt het refrein "Laten wij de gelederen sluiten, wij zijn bereid te sterven, Italië heeft geroepen!" De Zweden vechten met God "voor huis en haard, voor Zweden, de geliefde geboortegrond", en zelfs de knielende Belgen zweren zich aan hun vaderland te geven "Aan u ons hart, aan u onze hand, aan u ons bloed".
Francis Fukuyama, die ooit droomde van het "einde van de geschiedenis" in de vorm van een liberale werelddemocratie, zag in sportevenementen zoals het EK voetbal een substituut voor eeuwen van oorlogszuchtige conflicten. Het zingen van het volkslied is dus de laatste geoorloofde strijdkreet van de brave new world; een verouderde strijdkreet die we gewoon meelallen, maakt niet uit wat de tekst is. De kniebuiging die vroeger was voorbehouden aan God en de Koning is nu gekaapt voor activistische doeleinden. Ondertussen klinkt een katholiek gezang Zwitserland) en bijbelse analogieën en loyaliteit aan de koning (ons Wilhelmus). Spanje had een vooruitziende blik: hier wordt helemaal niet gezongen. Men vindt alles goed zolang de Koninklijke mars uit de tijd van het Spaanse Rijk maar blijft klinken. Scotland pakt het anders aan. Hun nationale hymne is een hippie-lied ter herdenking van de Slag van Bannockburn (Flower of Scotland).
Het leukste spandoek is overigens gemaakt door een Schot. Ja, het bevatte een bijbelse verwijzing (de seculiere verslaggever van de NPO begreep de leuze dan ook niet). Schotland vierde dat ze sinds mensenheugenis weer eens aanwezig waren bij een EK. Wat stond er op dat spandoek: “The greatest comeback since Lazarus”. Prachtig.