Laf

10 mei was bepaald geen nationale triomftocht van (katholieke) homoseksuelen die een zegen ontvingen: in Oost-Duitsland en in Beieren hielden de parochies zich op een enkele uitzondering na verre van de "Love Wins"-campagne. In West-Duitsland telden de organisatoren meer dan honderd geregistreerde zegeningsplechtigheden. Onvervalste vreugde over de door Rome verboden inzegening van paren van hetzelfde geslacht overheerste vooral in de politiek, vooral van degenen die fel tegen de Kerk gekant zijn. Als je weet dat je tegenstander vol lof is, zou je eigenlijk al genoeg moeten weten. Er was overigens weinig respons van homoparen die een zegen wensten te ontvangen.

Met geloof heeft het eigenlijk allemaal weinig te maken. Het is activisme. De desbetreffende parochies wilden met de quasi zegeningsplechtigheid een kerkpolitiek signaal afgeven. Zorgwekkend is vooral dat de overgrote meerderheid van de Duitse bisschoppen niet langer een probleem ziet in het inzegenen van homoseksuele paren. Maar is de meerderheid van paren van hetzelfde geslacht wel geïnteresseerd in de zegen van de kerk?  Kennelijk niet. Waarom zouden ze ook. En ook al doen zij alsof, zij behartigen in ieder geval niet de belangen van de gelovige homoseksuelen die ernaar streven zich aan de beginselen van de catechismus te houden. Die zijn er namelijk ook. Die bleven per definitie thuis. De priesters die tot dit soort zegeningen bereid zijn zouden zich moeten schamen. Ze staan daar namens de Kerk, maar houden ondertussen uitverkoop. De oprechte katholieken worden niet serieus genomen, en de anderen niet aangemoedigd tot verandering.

De Duitse bisschoppenconferentie had vooraf afgezien van een gezamenlijke verklaring. “De kerk kan het verlangen van homoseksuele paren naar de zegen niet eenvoudig met ja of nee beantwoorden”, aldus het laffe statement van de voorzitter van de Duitse Bisschoppenconferentie Bätzing. En zo wordt de kloof tussen doctrine en pastoraal alsmaar groter. Het responsum van de Congregatie voor de Geloofsleer benadrukt dat een seksuele praktijk buiten het huwelijk van man en vrouw in strijd is met de christelijke scheppingsleer. Volgens de heldere leer van de Heilige Schrift en de Kerkelijke Traditie is seksuele gemeenschap tussen personen van hetzelfde geslacht een ernstige zonde die uitsluit van deelname aan het eeuwige leven. Datgene te willen zegenen wat ellende over zichzelf afroept, is crimineel. Wie een zonde wil zegenen, splitst zich de facto af van de Kerk. In Finland is het al zover dat een parlementslid zich voor de rechter moet verantwoorden voor deze aloude katholieke opvatting. In Nederland zal dit niet meer lang duren. Vooral D66 is op de dogmatisch atheïstische toer. In dezelfde week dat zij voorstelde de vijf dagen bedenktermijn af te schaffen alvorens tot afslachten van een ongeboren kind over te kunnen gaan, stelde diezelfde partij voor verplicht vijf dagen bedenktijd in te voeren voordat men overgaat tot het aanschaffen van een huisdier. Kaag slaat een konijn hoger aan dan een kind. Bizar.

De vraag blijft wat er nu eigenlijk gebeurd is op 10 mei. De enkelingen die kwamen opdagen, wat wilden zij nu eigenlijk? De drommen koppels die vooraf eisten dat zij een zegening moesten kunnen ontvangen, kwamen niet opdagen. Waarom zouden ze ook. Ze willen niets met dat “exclusieve instituut dat mensen uitsluit” te maken hebben. Waarom zou je van zo’n instituut dan een zegen willen ontvangen. Ze willen eigenlijk maar één ding: dat wat wij zonde noemen, niet meer als zodanig beschouwen. Het is vooral de herwaardering van wat zonde en gehoorzaamheid is, dat momenteel een wig drijft in de Duitse Kerk. 

De Synodale Weg radicaliseert onder de vlag van de "gewetensbeslissing". Bätzing slaat weliswaar nu nog een gematigde toon aan: “Het gaat er niet om de uitnodiging tot de communie in het algemeen uit te breiden tot alle niet-katholieke christenen. Het huidige debat gaat niet over intercommunie in de zin van een algemene wederzijdse uitnodiging om deel te nemen aan de Eucharistie en de Heilige Communie, maar richt zich op de vraag hoe men zich moet gedragen ten opzichte van de gewetensbeslissingen van individuele katholieke of protestantse gelovigen". Dit is het schimmenspel dat momenteel opgevoerd wordt. Voor protestantse christenen omvat een gewetensoevereiniteit, afhankelijk van de omstandigheden, ook het toelaten van ongedoopten tot het Avondmaal. De toelating van kinderen tot het Avondmaal, ingevoerd in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, heeft de praktijk om de ongedoopten de facto op gelijke voet te plaatsen met de gedoopten aan het Avondmaal om pastorale redenen al verstevigd. Voor deelname aan het Avondmaal is het doopsel derhalve geen voorwaarde. Het protestantse Avondmaal is een uitnodiging aan allen.

Vanuit katholiek oogpunt is de scheiding van doopsel en eucharistie de rode lijn waarachter geen serieuze oecumene mogelijk is. Het doopsel is noodzakelijk om toegelaten te worden tot de Communie. En het geloof in de realis presentia, in de werkelijke aanwezigheid van Christus in het sacrament. Hier zit de crux. Maar dat wordt eenvoudigweg niet benoemd.