Volgend jaar 24 mei wordt
Bob Dylan 80 jaar. In de aanloop daar naartoe, zendt de VPRO tweewekelijks een
podcast uit over deze befaamde popzanger en Nobelprijswinnaar (voor
litteratuur). Ik mag daar ook een bijdrage aan leveren. Onlangs bracht Dylan
zijn 39e album uit: Rough and Rowdy Ways, waarmee hij in één week doorstootte
naar nummer 1 in
de Engelse charts. Een aantal songs is nogal apocalyptisch. Dylan ziet zijn
einde naderen en bezingt dat in Mother of Muses. Dat is bepaald niet de eerste
keer. Zijn leven lang zoekt Dylan het heil, maar beseft dat hij zelf zwaar
tekort geschoten heeft. Hij hoopt op Gods barmhartigheid. Hij beseft dat hij op
het punt staat de Rubicon over te steken, dat wil zeggen het punt waarop geen
terugkeer meer mogelijk is - het stervensmoment. Hij is somber: het donkerste
moment is juist voor het aanbreken van de dageraad. Tegelijk ontbreekt het hem
niet aan vertrouwen dat het goed kan komen: ik voel de heilige Geest en de
vrijheid die het licht mij biedt.
Het zijn mijmeringen die
je ook tegenkomt bij generatiegenoten Leonard Cohen en David Bowie. Beiden
voelden hun einde naderen (beiden zijn inmiddels overleden) en vroegen zich
bezorgd af of de goede God hen wel toe zou laten. Cohen
zingt: If thine is the glory, mine is the shame. I am ready my Lord. Hineni hineni. Hineni is Hebreeuws voor ‘ Hier ben ik’.
Het laatste nummer van het laatste album van David Bowie heet Lazarus. Bowie -
het stoorde hem dat hij niet volledig atheïst kon zijn - vraagt zich af welk
lot hem wacht: dat van de rijke, of dat van Lazarus, verwijzend naar de parabel
van Jezus. Vlak na zijn dood tweette zijn christelijke
vrouw: the struggle is real, but so is God.
En nu dus ook Bob Dylan. Dylan heeft nooit
het vooruitgangsgeloof van het verlichtingsdenken gedeeld. Hij kijkt terug op
de 20e eeuw en ziet dat het de bloedigste eeuw ooit was: holocaust, goulags,
Hiroshima, Rode Khmer, Tibet, Vietnam, Rwanda. Probeer daar maar eens
vooruitgang in te ontdekken. Er is iets fundamenteels mis met de mens. Dylan is
er altijd van overtuigd geweest dat dit weliswaar schuilt in maatschappij en
structuren, maar toch echt zijn oorsprong heeft in het hart van de mens, dat
kennelijk zijn duistere kanten kent. Je ziet het chaotische en gespletene van
onze identiteit terug in Picasso’s portretten, in de dialogen van James Joyce,
de radeloze schreeuw van Edvard Munch en bij het personage Mr. Jones in Bob
Dylans ‘Ballad of a thin Man’. De
apostel Paulus was er zich zeer van bewust: waarom doe ik het goede dat ik wil
niet, en het kwade wat ik niet wil wel?
Maar dat is niet het hele verhaal. Er is
ook iets goeds in ons dat hardnekkig aanwezig is. De mens is van goede wil. Ook
daar is Picasso zich van bewust: naast het angstwekkende Guérnica, penseelde
hij ook een lieflijk portret van zijn kinderen. James Joyce beschreef ook het
empathische beeld van Molly Bloom. En Bob Dylan bezong niet alleen de chaos in
het hoofd van Mr. Jones, maar ook het grenzeloze vertrouwen in de hand van de
Schepper (Every Grain of Sand):
In the fury of the moment I can see the
Master’s hand
In every leaf that trembles, in every grain
of sand”
Bij voorbaat proficiat, Bob. Dat we nog
vele jaren van je mogen genieten.
+Rob Mutsaerts