Waar komen toch ineens die Nieuwe Katholieken vandaan?

Wat is de verklaring voor dit fenomeen: jongeren - en dan vooral jongens - die uit een seculiere omgeving komen en toch de weg naar de katholieke kerk en het doopsel vinden: de Nieuwe Katholieken?

Chesterton zegt in Orthodoxy dat de moderne mens alles mag behalve zichzelf echt gelukkig prijzen. De moderne seculiere wereld belooft vrijheid, maar die vrijheid blijkt vaak leeg en zinloos. Jongeren die in een volledig seculiere cultuur opgroeien, worden overspoeld met keuzes, oppervlakkige prikkels en een soort doelloze autonomie. Chesterton noemt dat het vervelen in het paradijs: je mag alles, maar niets betekent iets.

Juist jongeren die nooit religie hebben gekend, voelen scherper de dorst naar betekenis en mysterie. De kerk - met haar rituelen, paradoxen en diepe symboliek - biedt hen precies dat wat hun wereld niet kan bieden: waarheid die boven hen uitstijgt. Een soort verlangen van de ziel naar de bron. Dat verlangen kun je ontkennen of onderdrukken, het is nooit helemaal verdwenen

Chesterton zag het geloof - en vooral het katholieke geloof - als een groot avontuur, een queeste, een strijd om het goede, het ware en het schone. Hij schrijft in The Everlasting Man dat het christendom niet zachtjes wegvlucht in sentimenteel idealisme, maar de harde strijd om de ziel aangaat, precies zoals een ridder ten strijde trekt.

Waarom zijn het vooral jongens die zich aangetrokken voelen tot de katholieke kerk. Dat is niet alleen in ons land zo, uit enquetes blijkt dat ook het geval in Engeland en Frankrijk. Wat kan daar de verklaring voor zijn? In een wereld waar jongens vaak opgroeien zonder helden, zonder echte beproevingen of strijd (hun strijdis vaak virtueel of betekenisloos), herkennen ze in het christendom een werkelijke arena: een leven met regels, risico, opoffering, strijd tegen zonde, en zelfs de belofte van martelaarschap. Dat spreekt juist jongens aan, omdat het appelleert aan hun verlangen naar een hogere missie. Dat heeft zelfs Hollywood inmiddels ondervonden.

Disney en Marvel hebben de laatste jaren - ruwweg vanaf 2019 - zichtbaar gekozen voor meer inclusiviteit en diversiteit in hun films en series: Sterkere, meer prominente vrouwelijke hoofdpersonages (bijv. The Marvels, She-Hulk, Ahsoka, Snow White-remake);  personages van kleur op plaatsen waar vroeger vrijwel altijd blanke personages stonden; sprookjesfiguren en helden met LGBTQ+, of aangepaste culturele achtergronden; en bestaande (mannelijke, blanke) personages worden vervangen door vrouwelijke of door minderheden (bijv. Jane Foster in Thor; Iron Man wordt Ironheart in comics/MCU).

De reacties hierop waren sterk verdeeld: progressieve media prijzen de stappen als broodnodig en verfrissend, eindelijk herkenning voor bredere groepen mensen. Anderzijds spreken critici over woke propaganda” en verwijten Disney/Marvel dat ze verhalen ondergeschikt maken aan ideologie en dat de karakters vlak en moralistisch worden. Het publiek liet het in ieder geval massaal afweten. The Marvels (2023) werd een van de grootste flops van MCU. Een jaar eerder verwachtte Disney een miljardenhit met Lightyear, maar de bezoekers bleven massaal weg. Evenals Lightyear zorgde ook Pixar-productie  Elemental voor het  slechtste Pixar-openingsweekend ooit. Ook hier kritiek op woke” keuzes (zoals een lesbische kus). En de live-action remake van Sneeuwwitje ging nog vóór de release ten onder aan controverse door casting en interviews over feministische herschrijving en dwergen die vervangen zijn door een diverse groep ‘magische wezens’, nadat in eerdere opnameshoots de zeven dwergen vervangen waren door zeven genders.

In de moderne cultuur leert men dat vrijheid betekent: doen wat je wilt. Maar Chesterton wijst erop dat echte vrijheid pas bestaat binnen een orde die groter is dan jezelf, zoals je pas vrijuit piano kunt spelen als je je vooraf onderworpen hebt aan de discipline opgelegd door je pianodocent. De katholieke kerk, met haar geboden, dogmas en sacramenten, biedt geen vrijblijvende vrijheid, maar een vrijheid die je juist bereikt door je over te geven.

Voor jongeren (en vooral jongens), die misschien moe zijn van doelloze autonomie, kan dit juist bevrijdend werken. Juist in een seculiere wereld ontdekken jongeren (en jongens in het bijzonder) dat de kerk geen verstikkende moraal is, maar een avontuur vol paradoxen: orde en vrijheid, strijd en vrede, gehoorzaamheid en koninklijke waardigheid. De leegte en verveling van seculiere vrijheid drijft hen naar iets diepers. Jongens herkennen in de kerk het avontuur, de strijd en de ridders. De paradox van gehoorzaamheid als voorwaarde voor echte vrijheid spreekt hen kennelijk aan.

Jongeren, je hoort van zoveel pastoors, ze duiken zomaar uit het niet op. Ze komen, elk op hun eigen manier, maar altijd op zoek naar betekenis, naar waarheid, avontuur en een Thuis. De moderne mens is als iemand die geboren wordt in een paleis en het paleis onmiddellijk vergeet. Hij zwerft door bossen, kruipt door de kelders en begint op de muren te kalken: Hier begint mijn vrijheid! Maar diep vanbinnen blijft het heimwee knagen, al weet hij niet meer wat hij mist. Zo ook met deze jongeren. Zij zijn opgegroeid in een volledig seculiere wereld, een wereld zonder God, zonder liturgie, zonder kaders, en die wereld belooft hen vrijheid, maar geeft hen leegte. Ze kunnen alles kiezen, en toch voelt niets betekenisvol. Je kunt van festival naar festival stuiteren, maar het gemis blijft. Want de zin van vrijheid is niet dat je kunt kiezen wat je wilt, maar dat je weet waarvoor je leeft. En dat waarvoor” vinden ze niet op Netflix, datingapps, influencer-filosoofjes en festivals.

En dan ,plotseling, op nauwelijks traceerbare wijze, ontdekken ze de kerk. De kerk is voor hen iets nieuws én iets oerouds. Het is als een geheimzinnig boek in een bibliotheek vol triviale doktersromannetjes. Het is vreemd, en toch geloofwaardig.

Nogmaals, waarom vooral jongens/jonge mannen? Wellicht omdat jongens van een avontuur te houden. Hun leefwereld heeft bijna louter het vrouwelijkegekoesterd (gevoel, empatisch, zorg, nurtering, zachtaardig), maar het mannelijkeontkracht: strijd, discipline, orde, en het verlangen om iets te dienen dat groter is dan jezelf, kortom ze zijn avontuurlijk ingesteld. Voor jongens, die diep vanbinnen nog altijd ridder, veroveraar, en pelgrim willen zijn, is de kerk - met haar geestelijk strijders, haar heiligen en heroïsche martelaren, haar strijd tegen het kwaad - een uitdaging.  Hun omgeving zegt: ‘Doe maar waar je zin in hebt’. De kerk zegt: zelfbeheersing, kniel, offer op, en wees trouw. De eerste boodschap leidt tot verlamming; de tweede tot avontuur.

Het simpele feit dat de katholieke kerk nog iets eist en iets belooft is volgens mij de sleutel. De kerk belooft een avontuur: de pelgrimstocht naar heiligheid. De kerk eist discipline: niet wat je voelt, maar wat je moet doen. De kerk onthult een geheim: dat je pas ontdekt door je over te geven aan Iemand anders. Dat avontuur, die strijd, die paradox is aantrekkelijk voor jongeren die alles al gehad” hebben, en erachter komen dat het niks was. Het is aantrekkelijk omdat het hen een speurtocht biedt. Geen vrijblijvende zelfexpressie, maar een missie. Geen soft nihilisme, maar een groot verhaal waarin ze ridder, pelgrim, en zoon kunnen zijn. De jongeren die vandaag de kerk binnentreden lijken op rebelse zonen, maar in werkelijkheid ontdekken zij het enige echte verzet tegen de sleur van de moderne wereld. Want wie vandaag katholiek wordt, is geen meeloper; hij is een rebel in een wereld die niets meer durft te geloven.

+Rob Mutsaerts

Een prettig gesprek met een atheïst.

Silva Ducis, een gezellig café aan de Parade in de hertogstad, schuin tegenover de Sint Jan, op een zonnige namiddag.  Daar zitten we dan: Johan, de rationele betweter, de man die deugt en tegelijk ongemanierd is. Hij is van mening dat de Bijbel een sprookjesboek is, dat geloof nergens op gebaseerd is. Hij brengt de tijd liever door met bluesmuziek. Naast hem ben ik aangeschoven. Johan drinkt koffie, voor mij staat een prachtige Trappist dubbel.

RM: Op je gezondheid! Op God en op goed bier!

Johan: (grijnzend, tikt zijn koffiekop tegen mijn glas) Op het bier wil ik best drinken, maar laten we God erbuiten laten. Die heeft deze Trappist niet gebrouwen, hoor. Monniken misschien, maar niet Onze Lieve Heer zelf.

RM: Toch wel, op een bepaalde manier. Uiteindelijk heeft Hij gerst en water gemaakt, en zelfs de brouwer die het recept bedacht. Zonder God geen bier, geen café, geen gesprek tussen ons tweeën.

Johan: Haha, dat is wel een heel creatieve manier om God toch stiekem overal de eer voor te geven. Straks zeg je nog: als er geen God bestond, zouden er geen atheïsten zijn.

RM: Dat is ook zo. Ik meen het echt. Kijk, het feit dat jij jezelf atheïst noemt, betekent dat je je definitie ontleent aan iets dat je ontkent. Zonder een idee van God, waar zou je dàn niet in geloven?

Johan: Tja, ik zou mezelf misschien gewoon een vrijdenker noemen. Feit blijft: ik zie geen greintje bewijs voor het bestaan van een godheid. De wereld om ons heen functioneert prima zonder bovennatuurlijke aannames.

RM: Functioneert de wereld echt prima? Je kijkt naar deze werkelijkheid en ziet alleen een machine die loopt?

Johan: Ik zie een prachtig universum vol natuurwetten. Geen machine, eerder een groot kosmisch spel van oorzaak en gevolg. Geen aanwijzing dat er een regisseur of poppenspeler achter de schermen zit die de touwtjes in handen heeft.

RM: Maar ook een spel heeft spelregels. En regels veronderstellen een bedenker of op zn minst een scheidsrechter. De natuurwetten die jij roemt - zwaartekracht, lichtsnelheid, noem maar op - zijn opmerkelijk consistent, bijna alsof iemand het netjes zo heeft afgesteld.

Johan: (met een spottende glimlach) Zoals een keurig Zwitsers horloge, zeker? Luister, we hebben wetenschappers als Newton en Darwin gehad die lieten zien dat je geen bovennatuurlijk handje nodig hebt om orde uit chaos te krijgen.

RM: Orde uit chaos, zeg je? Wat een wonderlijk toeval! Je citeert de Bijbel. Nou ja, bijna dan Er moet licht zijn!” - en er wás licht. Alleen zeg jíj dat het licht vanzelf aanknipte zonder dat iemand bij de schakelaar omzette. Newton was overigens een gelovig man.

Johan: Wetenschap toont aan dat complexiteit kan ontstaan uit eenvoud. Evolutie bijvoorbeeld verklaart hoe het leven zich ontwikkeld heeft; daar is geen goddelijke interventie voor vereist.

RM: Ik heb nooit een slecht woord gezegd over echte wetenschap. Integendeel, ik bewonder haar. Een goede detective weet sporen te lezen. Elke echte wetenschapper is als een speurder die uitzoekt hoe de misdaad is gepleegd, of in dit geval wat er aan het ontstaan van alles vooraf gegaan is. Maar zelfs de beste detective beantwoordt slechts de vraag hoe iets is gebeurd, niet per se waarom.

Johan: (fronst) Waarom”,  bedoel je daarmee de oorzaak van ons bestaan? Daar moeten we misschien het toeval als antwoord accepteren. Niet bevredigend, maar wel eerlijk.

RM: Toeval als ultieme verklaring? Dat vind ík pas een sprookje. Je noemt mijn geloof een sprookje, maar gelóóft dat het grootste meesterwerk - het heelal en het leven zelf - zomaar per ongeluk is ontstaan. Dat is alsof je denkt dat er een explosie in een drukkerij plaatsvond en de rondvliegende letters toevallig een spannend verhaal vormden.

Johan: Nou, zo zou ik het niet stellen… Er is natuurlijke selectie aan het werk, geen blinde greep in bakken met letters. Maar goed, ik begrijp je punt: jij ziet bedoeling waar ik toeval zie.

RM: Yep. Ik zie bedoeling, ontwerp, een verhaal. Voor mij is de wereld als een boek vol betekenis, en een boek wijst op een auteur.

Johan: Interessant beeld, maar als de wereld een boek is, is het dan niet een nogal chaotisch verhaal? Sommige hoofdstukken zijn ronduit gruwelijk.

RM: En daar raken we een gevoelig hoofdstuk: het kwaad in de wereld, het lijden, al die gruwelen. Je hebt gelijk, dat is het moeilijkste deel van ons verhaal.

Johan: Inderdaad. Dáár zit ik altijd mee: als er een almachtige en goede God bestaat, waarom is er dan zoveel leed? Oorlogen, ziekte, onschuldigen die lijden. Dat lijkt me een sterke aanwijzing tégen een liefhebbende schepper.

RM: (peinzend starend in het donkerbruine bier) Het ís ook een kwellende vraag. Elke gelovige worstelt ermee, ik net zo goed. Maar laat me een gedachte met je delen: we noemen deze dingen ‘kwaad’ en ‘leed’, met andere woorden, we herkennen ze als dingen die niet zouden moeten zijn.

Johan: Uiteraard, omdat ze negatief zijn voor bewuste wezens zoals wij. Dat is een menselijke waardebeoordeling.

RM: Maar waarom voelen we zo sterk dat het niet hóórt? Als de wereld puur natuur is - alleen maar materie, neutraal en onverschillig - waarom zouden we ons dan verontwaardigd voelen over onrecht? Een steen stoort zich niet aan een andere steen die naar beneden rolt. Een tijger voelt geen moreel berouw als hij een hert verscheurt. Alleen wij, mensen, roepen ‘dit mag niet!’ Alsof ergens een hoger moraalwetboek bestaat dat overtreden is.

Johan: We hebben als denkende wezens empathie en verstand ontwikkeld – een besef dat we elkaar nodig hebben. Moraal is een sociaal contract, ingegeven door evolutie omdat samenwerken handig is. Daar heb je geen kosmische rechter voor nodig.

RM: Zeker, samenwerking is nuttig. Maar mensen prijzen juist vaak morele daden die niet nuttig zijn voor henzelf. En we keuren daden af, zelfs al komen de daders ermee weg. Het voelt soms echt alsof er een onzichtbare scheidsrechter is die fluit bij overtredingen, zelfs als er geen publiek is.

Johan: Je bedoelt geweten? Dat is gewoon iets dat ons brein voortbrengt, gevormd door miljoenen jaren evolutie.

RM: Misschien. Maar waarom bewonderen we iemand die het juiste doet tégen zijn eigenbelang in? En waarom walgen we van wreedheid, zelfs als de wrede sterk staat en wint? In de natuur geldt het recht van de sterkste, de ‘survival of the fittest’. Maarr is íets in ons dat schreeuwt dat goed en kwaad écht bestaan, niet louter als voorkeur of handig samenlevingscontract.

Johan: Toch blijft het probleem staan: als er een goede God is die al het kwaad háát, waarom grijpt Hij dan niet in? Waarom zoveel ellende toestaan door de geschiedenis heen?

RM: Ja, dat is de grote vraag. Misschien - zo stel ik me voor - omdat God geen marionettentheater wilde. Hij schiep wezens met een eigen wil, die het goede kunnen kiezen… of het kwade. Vrijheid is een riskant cadeau. Je kunt een kind een doos stiften geven om mooi mee te tekenen, maar hij kan er ook het behang mee bekladden.

Johan: Maar als dat kind vervolgens brand sticht, zou je toch ingrijpen?

RM: God hééft ingegrepen, zou een katholiek zeggen, door op een beslissend moment zélf het toneel te betreden in de persoon van Jezus. Niet om onze vrije wil af te pakken, maar om ons het ultieme Goede te laten zien, zelfs te midden van ons kwaad.

Johan: Dat klinkt mooi, maar ondertussen is de wereld nog steeds een bak ellende.

RM: Zeker. Het christelijke verhaal zegt dat de strijd nog gaande is. Kwaad is als een opstandeling: aanwezig, maar niet legitiem. Ik zie het zo: we noemen iets kwaad juist kwaad omdat we een besef hebben van een betere wereld, van een soort verloren paradijs op de achtergrond waartegen het kwaad afsteekt.

Johan: Je dicht de mensheid wel erg veel intuïtieve herinnering aan een paradijs toe, vind je niet?

RM: Misschien wel. Maar sta eens stil bij je eigen verontwaardiging. Jij gelooft niet in een hemel, en toch voel je dat er iets niet klopt aan de wereld. Alsof er iets gebroken is dat ooit heel geweest is en weer geheeld moet worden. Dat gevoel hebben gelovigen én ongelovigen. Vreemd, nietwaar? Heimwee hebben naar een thuis waarvan je beweert dat het nooit heeft bestaan.

Johan: (zwijgt, staart in zijn koffie) Hmm. Zo had ik het nog niet bekeken. We voelen inderdaad dat de wereld beter zou moeten zijn dan hij is.

RM: Precies. Dat morele heimwee is een oerinstinct, een aanwijzing. Net als een prachtig schilderij met een lelijke vlek: die vlek stoort ons omdat de rest van het schilderij duidelijk mooi bedoeld is.

Johan: Aardige metafoor. Maar vind je niet dat je hierin misschien wel erg veel leest? Je gebruikt veel beeldspraak en poëzie om iets te verklaren waarvoor simpelweg geen bewijs is.

RM: Maar misschien heeft de waarheid een poëtisch hart. Jij eist harde bewijzen, concrete feiten. Die zijn belangrijk, maar niet alles. Is er volgens jou dan niets dat je niet onder een microscoop kunt leggen, maar toch echt bestaat? Je kunt niet met microscoop de betekenis van een bluesnummer aantonen, en tóch heeft het betekenis.

Johan: We dwalen nu af. Ik begrijp je punt: de wetenschap is beperkt tot het meetbare. Maar het meetbare is nu eenmaal al wat we zeker hebben.

RM: Zijn we daar zo zeker van? Zelfs het vertrouwen van je eigen redenatie is uiteindelijk een sprong in het onbekende. Als ons denken louter een chemisch proces is in onze hersenen, waarom zou het ons dan ooit naar de waarheid leiden? We vertrouwen erop dat logica universeel geldt, dat 2+2 overal en altijd 4 is. Dat vergt eigenlijk al een vleugje geloof: een vertrouwen dat het universum rationeel en begrijpelijk is.

Johan: Maar dat is toch precies wat de wetenschap aantreft: een rationeel, consistent universum. Daar is geen geloof voor nodig, dat zien we gewoon.

RM: We zien het, ja, maar we hadden evengoed in een chaotisch universum zonder orde kunnen leven. Het is net of ons verstand als sleutel precies past op het slot van de werkelijkheid. Ik noem dat geen toeval, maar een wonderlijke afstemming tussen onze geest en een rationele schepping.

Johan: Of we zijn gewoon geëvolueerd om patronen te herkennen in een kosmos waar eigenlijk geen bedoeling achter zit, en noemen die illusies dan ‘rede’ of ‘ordening’.

RM: Je klinkt nu bijna als de man in het gekkenhuis die beweert dat alles een complot is tegen hem. Hij ziet overal patronen die er niet zijn en wijst elke andere verklaring af. Begrijp me niet verkeerd, ik wil je niet beledigen - je bent heel rationeel - maar een al te enge blik kan ons net zo goed opsluiten als waanzin.

Johan: (verontwaardigd) Wacht eens, hoor ik het goed? Je vergelijkt mijn atheïsme met krankzinnigheid?

RM: Helemaal niet. Ik zeg alleen: iemand die alléén nog gelooft wat hij in zijn kleine kamertje kan bewijzen, timmert de ramen van dat kamertje dicht. Alles klopt dan misschien binnen die vier muren, maar er komt geen frisse lucht meer in. Een beetje openheid voor het onbekende kan geen kwaad.

Johan: Verwondering heb ik ook wel, hoor. Als ik naar de sterrenhemel kijk, voel ik me onderdeel van iets groots. Maar niets zegt me dat dat ‘groots’ een wezen is of een bedoeling heeft. Het heelal is schitterend, ook zónder God.

RM: De sterrenhemel ís schitterend, daarover zijn we het eens. Alleen zie ik er misschien een kunstwerk in, waar jij alleen de verf en het doek ziet. Het geeft mij zowel troost als vreugde om in die fonkelende kosmos de handtekening van een Maker te lezen.

Johan: Troost, ja. Ik denk dat dáár veel religie uit geboren wordt: mensen zoeken houvast in de gedachte dat er Iemand is die over hen waakt, dat het uiteindelijk goed komt, dat lijden zin heeft… Emotioneel begrijpelijk. Maar is het wáár? Dat blijft mijn struikelblok.

RM: (zacht) Dat begrijp ik. Jij wil oprecht weten of het waar is. Ik ook. We verschillen alleen in wat we aannemelijk vinden. Jij verwerpt alles wat je niet kunt bewijzen; ik aanvaard dat sommige grote waarheden zich niet onder een microscoop laten leggen.

Johan: Zoals het bestaan van God.

RM: Precies. Als God bestaat, is Hij de bron van alles. Zoeken naar God met een verrekijker is als een personage in een roman die met een loep de auteur probeert te vinden door de letters op de pagina te bestuderen. Je zult de schrijver niet letterlijk aantreffen tussen de regels, tenzij hij zichzelf als karakter heeft opgevoerd. Christenen geloven dat dát gebeurd is, maar dat voert misschien te ver voor vanmiddag.

Johan: Mooie vergelijking, dat moet ik toegeven. Al ben ik als personage nog niet overtuigd dat er een Auteur is.

RM: Je bent een taaie scepticus, vriend, en dat kan ik waarderen. Je houdt me scherp.

Johan: Vertel eens eerlijk, bisschop, heb jij nooit getwijfeld? Je klinkt zo zeker van je zaak, en je blijft er vrolijk bij, bijna jaloersmakend. Maar heb je nooit momenten gekend dat je dacht: wat als het allemaal verbeelding is?

RM: (kijkt peinzend voor zich uit) Niet meer, eigenlijk. Ik ontdek meer en meer dat het geloofwaardig is. Het is wel nodig dat je je verstand blijft gebruiken. Ik ben ook maar een mens, geen heilige. Maar elke keer als ik bijna verzonk in zinloosheid, gebeurde er iets kleins - een grap van een vriend, het gekwetter van de vogels s ochtends, of gewoon de geur van spek bij het ontbijt - dat me herinnerde aan het simpele wonder van bestaan. Dan besefte ik weer: ondanks alle ellende is er zóveel dat mooi is, dat niet hoéft te bestaan en er toch is. Voor mij wijst dat alles uiteindelijk terug naar Iemand; ja, inderdaad met een hoofdletter.

Johan: Het aloude “er moet meer zijn tussen hemel en aarde”. Shakespeare had het er al over.

RM: Precies. Noem het hoop, noem het geloof. Voor mij voelt het als thuiskomen bij een waarheid die al die tijd zachtjes in mijn binnenste fluisterde. Ik heb die niet zelf bedacht. Het was er altijd al en ik heb het ontdekt. En ik zie mijn geloof ook niet als het einde van alle vragen, eerder als een avontuurlijke weg vol paradoxen en mysteries. Zoals een lantaarn die genoeg licht geeft om de weg te zien, maar de verte in duisternis laat, zodat elke bocht een verrassing blijft.

Johan: Je maakt er bijna poëzie van, bisschop. Ondanks mijn scepsis zie ik er wel iets moois in.

RM: Ach, uiteindelijk zou ik willen dat je niet alleen de schoonheid, maar ook de waarheid ervan ooit zult proeven. Maar dat is een pad dat ieder voor zich moet bewandelen.

Johan: Misschien, ooit. Voorlopig blijf ik liever bij de zekerheden van feiten en logica. Toch… je hebt me vanavond stof tot nadenken gegeven, dat moet ik toegeven.

RM: En jij mij ook! Je herinnert me eraan dat geloof niet vanzelfsprekend is en telkens opnieuw doordacht mag worden. Daar drink ik op.

Johan: Nou, prima, laten we nog één rondje nemen. Op vriendschap, dan maar?

RM: Op vriendschap. En op de waarheid. Proost. Ik houd alvast een plekje voor je vrij in de kerkbank, voor het geval dát.

Johan: (lachend) Altijd die laatste uitnodiging! Je geeft niet op, hè?

RM: Nooit. Het is te zeer de moeite waard! Ooit zul je misschien tot de vrolijke ontdekking komen dat het universum geen bij elkaar gewaaid toeval is, maar een hemels verhaal. Als dat gebeurt trakteer ik op een pint.

Johan: We zullen zien, mijn vriend. Tot die tijd blijf ik je kritische tegenstander. Met plezier overigens.

RM: En ik jouw paradoxale praatgenoot. Ook met genoegen.

 

+Rob Mutsaerts

Open brief aan onze jongeren

Open brief aan onze jongeren

Rebellie tegen de leegte

Beste jongeren, laten we eerlijk zijn: we leven in een tijdperk dat alles in twijfel trekt, behalve de twijfel zelf. Jullie worden overspoeld door stemmen die beweren dat er geen absolute waarheid bestaat, dat je vooral open-minded” moet zijn en niets definitief moet aannemen. Maar louter een open geest hebben is op zichzelf niets . Bovendien horen jullie wellicht dat vrije gedachte” het hoogste ideaal is van de moderne mens. Toch wordt wat tegenwoordig vrije gedachte heet vaak juist gewaardeerd omdat het vrijheid ván denken is -  een soort zorgeloze afwezigheid van echte diepgang . Het resultaat? Een kakofonie van meningen, maar weinig houvast. Geen wonder dat velen van jullie zich soms verloren voelen in relativering en zinloze drukte.

Toch merk je te midden van deze verwarring een diepere honger in jezelf. Onze tijd gaat van crisis naar crisis, en dat schept een zekere hopeloosheid, die paradoxaal genoeg jongeren aanspoort te zoeken naar iets dat groter is dan het nu” . Velen van jullie stellen de vraag: Wie ben ik, waarom besta ik eigenlijk?”, indringende vragen waarop steeds meer jongeren proberen een antwoord te vinden. Deze spirituele zoektochten zijn geen zwaktebod maar een stille rebellie tegen de leegte.

Ik begrijp jullie scepsis en verwarring. Jullie leven in een wereld die cynisch lacht om geloof en waar twijfel de mode is. Maar onthoud dit: juist het feit dát jullie verlangen naar waarheid en zin niet is afgestompt, bewijst dat er iets in jullie leeft dat zich niet laat sussen met oppervlakkigheid. Dat verlangen is geen dwaasheid; het is de eerste stap van een wonderlijke reis, misschien wel richting dat aloude katholieke geloof dat men zo vaak heeft afgedaan als achterhaald”.

We horen vaak dat de moderne wereld zich rationeel” noemt en neerkijkt op geloof alsof het bijgeloof zou zijn. Maar hoe ironisch: dezelfde wereld gelooft gretig in de laatste hypes en trends, terwijl de katholieke Kerk al eeuwenlang zowel het denken als het mysterie omarmt. Simplistische sceptici doen alsof juist de Kerk een kloof schiep tussen rede en religie, terwijl het in werkelijkheid de Kerk was die als eerste probeerde rede en geloof te verenigen . Hier wordt niet van je gevraagd je verstand uit te schakelen; integendeel.

Sterker nog, katholiek worden is niet ophouden met denken, maar leren hóé te denken . De waarheid sterft niet wanneer je je aan een geloofswaarheid committeert; zij krijgt juist vorm en betekenis. De katholieke traditie daagt je uit tot stevig doordenken. Ze bewaart de logica van Thomas van Aquino naast de mystieke visioenen van een Theresia. Ze leert ons dat de menselijke rede een godsgeschenk is, bedoeld om de waarheid te zoeken. En ze waarschuwt ons tegelijk dat we niet moeten vervallen in de vernederende slavernij” om enkel een kind van onze eigen tijd te zijn – want elke generatie heeft haar blinde vlekken, en de eeuwige wijsheid van de Kerk beschermt ons juist tegen de modegrillen van het moment.

Bedenk ook dat dit geloof doordrenkt is van vreugdevolle ernst. Het christendom is geen saaie verzameling regels, maar een liefdesverhaal vol paradoxen en levendige beelden. In de Rooms Katholieke Kerk leren we onszelf niet te serieus te nemen, terwijl we de waarheid juist uiterst serieus nemen. Er ligt een diep geheim in die ogenschijnlijk tegenstrijdige houding van blijmoedige plechtigheid. De katholieke traditie kent feestdagen en vasten, devotie én humor. Ze nodigt ons uit tot lachen en loven. Het geloof brengt de ziel tot rust in de waarheid, maar ook in beweging door verwondering. Het is geen keten om de geest te binden, maar een sleutel die deuren opent naar nieuwe horizonnen van denken en beleven.

Laat mij een beeld schetsen. Stel je een ontdekkingsreiziger voor die met een klein jacht de wereldzeeën afvaart op zoek naar een onbekend eiland. Hij trotseert stormen, volhardend op zoek naar iets groots en nieuws. Uiteindelijk zet hij triomfantelijk voet aan land om tot zijn verbijstering te beseffen dat hij zijn thuisland heeft ontdekt, alsof het een nieuw eiland in de Atlantische oceaan was . Wat is er heerlijker dan in één enkel avontuur zowel alle opwindende gevaren van een verre reis te ervaren als de warme zekerheid van thuiskomen? Dit laat zien hoe wonderlijk het is om het vertrouwde opnieuw als nieuw te ontdekken. Zo gaat het met iemand die de katholieke waarheid vindt: je begon misschien op een wilde zoektocht naar zin en waarheid als iets totaal nieuw, en je eindigt met het gevoel thuis te komen bij iets oerouds dat al die tijd op je wachtte.

Jullie diepste verlangens vinden hun vervulling in de schoot van deze traditie. Het verlangen naar waarheid vindt hier een haven: de geloofsleer is geen verzameling willekeurige dogmas, maar een betrouwbaar kompas voor de ziel. De hunkering naar het goede vindt hier voedsel: de katholieke moraal - hoe impopulair ook - biedt een pad naar echte deugd en menselijke waardigheid, gesteund door genade en omringd door het voorbeeld van heiligen zoals Carlo Acutis en Pier Giorgio Frassati, echte heiligen voor onze tijd en onze jongeren. In je zoektocht naar gemeenschap tref je hier een familie aan: wanneer je de Kerk binnentreedt, betreed je een levend Lichaam, een wereldwijde gemeenschap waarin je werkelijk gekend en bemind mag worden.

Bovendien sta je in de Kerk nooit alleen. Je staat zij aan zij met gelovigen van nu, met jongeren van nu én omringd door een menigte van hen die je voorgingen. De traditie geeft zelfs aan de stemlozen van vroeger een stem. De ”moderne” mens van vandaag mag zich niet verbeelden dat alleen hij de waarheid in pacht heeft; wie in de traditie staat, neemt deel aan een eeuwenoud gesprek over waarheid en mens-zijn. En juist jij mag nu deel uitmaken van die grote familie die tijd en ruimte overstijgt, van Rome tot aan de verste uithoek, van Petrus tot aan de jongeren in je eigen parochie.

Misschien heb je nog je twijfels. Misschien voel je nog weerstand - dat is begrijpelijk. Op het moment dat je ophoudt ertegen te vechten, voel je je er juist naartoe getrokken; zodra je eerlijk naar de Kerk luistert, ga je haar zelfs waarderen . Probeer het maar eens. Velen die kritisch en argwanend begonnen, hebben dit zelf ondervonden. Velen die onbevangen begonnen eveneens. Hoe meer ze met een open hart zochten, hoe meer ze erachter kwamen dat juist hier de vervulling lag van wat ze zochten. Het katholieke geloof bleek geen archaïsch rariteitenkabinet, maar een schatkamer vol levende waarheid, goedheid en schoonheid die hen persoonlijk aansprak.

Jullie verlangen heeft hier zijn bestemming gevonden. Jullie dorst naar waarheid, jullie dorst naar het goede, jullie roep om gemeenschap - niets van dit alles is tevergeefs. Integendeel, ze krijgen respons in de katholieke traditie: een geloof dat groter is dan wijzelf, en toch intiem ons eigen thuis kan worden.

Nu komt het aan op moed. De weg van het geloof is geen makkelijke weg; het is een pad voor dappere zielen. Een katholiek is simpelweg iemand die de moed heeft gevat om onder ogen te zien dat er iets bestaat dat wijzer en groter is dan hijzelf . Dat vergt nederigheid, zeker, maar juist nederigheid is de hoogste vorm van realisme. Het christelijk ideaal is nooit getest en tekortgeschoten; het is veeleer te moeilijk bevonden en daarom onbeproefd gelaten . Met andere woorden: het geloof daagt ons uit boven onszelf uit te stijgen. En ja, dat kost inspanning en offers. Maar het is de moeite oneindig waard, want het brengt ons tot het ware, het goede en het schone waarvoor onze ziel gemaakt is.

Daarom roep ik jullie op: heb moed, en behoud je verwondering. Durf te zwemmen tegen de stroom van cynisme in. Durf te geloven dat er waarheid bestaat die je kúnt vinden. Laat de wereld om je heen maar zeggen dat niets ertoe doet – jullie weten diep vanbinnen dat iets ertoe doet, Iemand ertoe doet. Wees als ontdekkingsreizigers die vol vertrouwen de koers zetten naar dieper water, wetend dat er een vast land onder hun voeten wacht. Wees licht van hart en standvastig van ziel; neem jezelf niet té serieus, maar neem de roep van de waarheid des te serieuzer.

Jullie avontuur staat nog maar aan het begin. Ga met open ogen en opgeheven hoofd die weg van het geloof op. Wees moedig, blijf verwonderd, en heb geloof. In een wereld vol luid rumoer van nihilisme hebben jullie de kans het verschil te maken door in stilte de waarheid te omarmen. Jullie verlangen naar waarheid, goedheid en gemeenschap vindt zijn vervulling;  pak het met beide handen aan. De deur staat open, de tocht is begonnen. Moge jullie met dezelfde vreugdevolle ernst als de grote pelgrims vóór ons deze reis vervolgen. En weet: op het einde van die reis blijkt het onbekende land waarnaar jullie zochten, een thuis te zijn dat jullie altijd al heeft verwelkomd. Wees niet bang, maar verheug je. Het avontuur van een leven met God wacht op jullie. 

+Rob Mutsaerts

Ter gelegenheid van de heiligverklaring van Carlo Acutis en Pier Giorgio Frassati 7/9/2025