Er is een bepaald soort moderne dwaasheid, die stelt dat niets werkelijk bestaat tenzij het onder een microscoop gelegd of in een wiskundige formule gegoten kan worden. Deze opvatting, die men zou kunnen noemen het “wetenschappelijk reductionisme”, is als een man die zijn vrouw niet gelooft wanneer ze huilt, tenzij hij haar tranen kan analyseren in een laboratorium. Zulke mensen zijn niet verstandig; ze zijn slechts ordelijk gek geworden.
Zoals ieder kind weet tot het op school geleerd wordt
anders te denken – dat de werkelijkheid veel te groot is om gevangen te worden
in reageerbuis of computermodel. Een waarheid hoeft niet meetbaar te zijn om
waar te zijn. De liefde van een moeder, de edelmoedigheid van een filantroop,
de kracht van een gebed - al deze dingen zijn reëler dan hetgeen een
röntgenfoto ons openbaart, en toch nauwelijks te vangen in grafiek of getal.
De moderne mens vertrouwt enkel op wat hij “kan bewijzen”. Maar
dit vertrouwen zelf is ironisch genoeg niet te bewijzen. De wetenschapper
gelooft in causaliteit, in orde, in herhaalbaarheid. Maar waarom de natuur zo
in elkaar zit weet hij niet. “Omdat”, zo zegt hij dan, “het altijd zo geweest
is”. Maar dat is een geloofsartikel, geen bewijs. Het geloof in wonderen is
niet irrationeler dan het geloof in logica - het hangt er alleen van af wat je
als axioma aanvaardt. En hier komen we bij de kern van de zaak: de
werkelijkheid is fundamenteel poëtisch. Ze openbaart zich niet alleen in
formules maar ook in fabels. In sprookjes zit soms meer waarheid dan in de
krant.
Een man bidt tot God en zegt later dat zijn gebed verhoord
is. De scepticus vraagt: “Kun
je dat bewijzen?” Maar de man weet wat hij weet. Dat is geen illusie, maar
ervaring. En ervaring is het begin van alle kennis, ook de wetenschappelijke. Einstein
verwoordde het aldus: “ervaring is de enige echte bron van - ook
wetenschappelijke - kennis”. De wetenschap kan ons vertellen hoe dingen werken,
maar niet waarom ze ertoe doen. Ze kan het hart meten, maar niet de liefde. Ze
kan het brein in kaart brengen, maar niet het geweten. Ze kan zelfs het
universum dateren, maar staat met de mond vol tanden bij de vraag waarom het
bestaat.
Laten we eens een gesprek fingeren tussen Juliaan -
een modern man, die gelooft dat alleen de wetenschap toegang geeft tot de
werkelijkheid - en Adriaan - een ouderwetse denker, met een hoed, een
wandelstok en een mysterieuze neiging tot het stellen van lastige vragen.
-Juliaan. Alles wat werkelijk is, kan worden aangetoond. De
wetenschap heeft de sluier weggenomen van bijgeloof en illusie. Wat niet
gemeten kan worden, bestaat eenvoudigweg niet.
-Adriaan (legt zijn hoed naast zich op het bankje): Dan
bestaat uw moederliefde dus niet?
-Juliaan (fronsend): Dat is sentimenteel. Natuurlijk
bestaat liefde – maar het is gewoon een chemische reactie in de hersenen.
-Adriaan: Welnu, als ik morgenochtend door mijn wekker
gewekt word, mag ik dan zeggen dat mijn ontwaken slechts een elektromagnetische
reactie was? Of mag ik ook toegeven dat ik te laat was omdat ik de avond
tevoren nog zat te denken aan de maan?
-Juliaan: Dat is poëtisch, maar niet precies. Wetenschap is
precies.
-Adriaan (met een ondeugende glimlach): Precies verkeerd
soms. Zie je, wetenschap meet het tikken van de klok, maar niet de reden waarom
een man opstaat. Zij vertelt ons hoeveel gram een boek weegt en hoeveel woorden
het omvat , maar niet of het goed is. Ze kan zeggen wat het lichaam doet, maar
niet wat het ziel dóét.
-Juliaan (verontwaardigd): Dat is niet eerlijk. De
wetenschap heeft zieken genezen, vliegtuigen gebouwd, de ruimte bereikt!
-Adriaan: En geen van die dingen heeft verklaard waarom een
kind naar de sterren kijkt en stil wordt. Of waarom iemand vrijwillig sterft
voor iemand die hij niet kent. Of waarom mensen naar muziek luisteren die niets
oplost, niets verklaart, niets bewijst - maar toch alles zegt.
-Juliaan: Maar je kunt toch niet zomaar iets aannemen omdat
het goed voelt?
-Adriaan (wijzend naar een boom): Die boom voelt niet goed.
Toch is hij daar. En niemand heeft hem ooit volledig verklaard. Hij groeit,
zonder formules. De wetenschap beschrijft zijn bast, telt zijn ringen,
classificeert zijn bladeren - maar de reden waarom hij er precies zo uitziet en
niet anders dát weet ze niet.
-Juliaan (langzaam): Je bedoelt dat er een werkelijkheid
bestaat… buiten de wetenschap?
-Adriaan (glimlacht):
Dat bedoel ik precies. Zoals er ook iets buiten de klok bestaat – namelijk
tijd. En iets buiten het boek – namelijk het verhaal. En iets buiten het
lichaam – namelijk de ziel.
-Juliaan: Maar hoe kunnen we zeker weten dat die dingen
echt zijn?
-Adriaan: We kunnen het niet. We kunnen er alleen in
geloven. Zoals een kind gelooft dat zijn moeder hem liefheeft, zonder het ooit
te bewijzen. Zoals een gelovige bidt. Zoals een dichter schrijft. Zoals een man
wakker wordt en denkt: “Vandaag
komt het goed.” Geen bewijs, alleen waarheid.
-Juliaan (zachtjes): En dat is genoeg?
-Adriaan (staat op en zet zijn hoed op): Dat is meer dan
genoeg. Dat is alles.
Ze wandelen weg, Erasmus tikt ritmisch met zijn stok.
Julian blijft even staan en kijkt naar de hemel alsof hij iets herontdekt heeft
wat hij altijd al wist….