Een speeltuin met een hek.

We leven in een tijd waarin het bijna vanzelfsprekend klinkt om te zeggen: Het leven heeft geen hoger doel. Jij moet er zelf iets van maken.” Klinkt stoer, toch? Maar eerlijk gezegd, dat is een beetje alsof je zegt: Er is geen melodie, maar zing maar lekker mee.”

Ik ben bewust katholiek geworden omdat ik de verwondering niet langer kon negeren. Er is iets vreemds en moois aan het simpele feit dat we er zijn. Niemand van ons heeft zichzelf bedacht. We zijn niet onze eigen cadeaukaart. En als het leven als een geschenk voelt, dan is de logische volgende vraag: van wie is dat geschenk afkomstig?  Je levensdoel is niet iets dat je zelf moet bedenken, alsof je een start-up opricht. Het is eerder iets dat je ontdekt. Zoals je ontdekt hoe een ingewikkeld apparaat werkt door de handleiding van de maker van het apparaat erop na te slaan,  zo kunnen wij ook ontdekken wat de bedoeling is van ons bestaan. Die handleiding bestaat overigens: lees de bijbel, vooral de gedeelten die het leven van Jezus beschrijven. Hoe? Door stil te staan, door je te verdiepen dankbaar te worden, te bidden en te luisteren.

En dan komt de vraag die veel mensen hebben: Maar als ik ga geloven, raak ik dan mezelf niet kwijt? Nee. Juist niet! De ironie van onze tijd is dat iedereen ‘zichzelf wil zijn’ en daardoor eindigen we allemaal op dezelfde manier: druk, gestrest, bang om iets te missen. Geloof zegt: laat jezelf niet los, maar laat jezelf vinden. Niet om je kleiner te maken, maar om je eindelijk ruimer te maken. Kijk naar de grote heiligen - Franciscus, Theresia, Augustinus. Dat waren geen klonen. Dat waren unieke, excentrieke, sprankelende persoonlijkheden. Heiligheid is niet uniformiteit. Het is vrijheid in waarheid. Geloof slokt je niet op, het laat je bloeien.

En dan de voor de hand liggende vraag: Wat heeft dat geloof vandaag nog te maken met de echte wereld? Nou… alles. We denken vaak dat geloof iets is voor de zondagmorgen. Maar als je niet in iets hogers gelooft, geloof je uiteindelijk in iets kleiners: carrière, status, likes, succes - en die dingen eisen veel meer van je dan God ooit zou doen. Geloof geeft je een kompas. Het is niet een extra laagje moraal op je leven, het is de structuur waardoor alles zin krijgt. Het vertelt je niet alleen wát je moet doen, maar waarom het ertoe doet.

En ja, katholiek zijn in een seculiere wereld, dat kan soms voelen alsof je een spookrijder bent, of op zwemles bent in een storm. Maar eerlijk: de wereld is altijd al een storm geweest. Rijken zijn gevallen, ideologieën kwamen en gingen - en de Kerk staat er nog steeds. Niet als een bunker. Maar als een huis met ramen. Stevig, maar open. Ramen die zicht bieden.

We denken dat vrijheid betekent: geen hek, geen heg, geen muur; ik wil zelf mijn grenzen bepalen. Maar toch, die omheiningen bieden ook bescherming. Het hek weghalen maakt je niet vrijer - het maakt je doodsbang. Stel je een speeltuin voor die aan de rand van een steile afgrond ligt. Zonder hek durven de kinderen niet dicht bij de afgrond te spelen. Ze blijven daar ver uit de buurt. Met een stevig hek kunnen de kinderen vrijuit en met plezier overal spelen, want ze weten dat ze beschermd zijn.

Echte vrijheid ontstaat wanneer er duidelijke, veilige grenzen zijn die bescherming bieden en richting geven. Zonder zulke grenzen heerst chaos of angst, en dat beperkt juist de vrijheid. Morele wetten of waarden zijn dan ook geen beperkingen van vrijheid, maar structuren die vrijheid mogelijk maken. Net zoals verkeersregels je niet beperken in je rijvrijheid, maar juist maken dat iedereen veilig en vrij kan rijden.

"Where Christ is not king, chaos rules"

Hieronder de tekst van bisschop Rob Mutsaerts op de Catholic Identity Conference die jaarlijks in Pittsburgh wordt gehouden:

 

Where Christ is not king, chaos rules

Everyone speaks about the crises of our age: political division, economic uncertainty, the threat of war. Yet beneath all this turmoil lies a deeper crisis that is often overlooked: a spiritual crisis. As my hero Chesterton once observed, we tend to worry about the wrong dangers. We fear wars and financial collapses, while the real threat is the moral and spiritual corruption that gnaws at the soul .

At its root, our modern world has neglected the spiritual dimension. It is not so much the chaos around us, but the emptiness within us that destabilises society. People become lost because they no longer know why they are here which is a profoundly spiritual problem. We need higher goals and a moral compass, not merely new political slogans. When humanity turns its gaze away from God, a vacuum emerges that is filled with substitutes: ideologies, fads, and obsessions that may mask discomfort but never heal it.

In a time when faith was still alive, the impossible happened: Christianity conquered the Roman Empire, built cathedrals, created art, literature, and systems of law. But the modern world, which calls itself rational and enlightened, has abandoned miracles and lives in spiritual poverty. It denies the supernatural and then complains that it is not there. This is the tragedy of the modern world. It says: Show me a miracle, and then I will believe.But in reality, it is the other way around: believe, and then you will see the miracle. The miracle is not that God appears with splendor and majesty; the miracle is that He stood in a workshop, sawing planks.

 

Idolatry is not only committed by setting up false gods, but also by setting up false devils; by making men afraid of war or alcohol or economic laws, when they ought to be afraid of spiritual corruption and cowardice.” – G.K. Chesterton

This witty remark from 1909 sounds almost prophetic today. We identify all manner of earthly enemies from climate change to viral outbreaks and mobilise against them, while ignoring the invisible enemies of the soul: meaninglessness, moral decay, and despair. It is as if humanity is busy extinguishing a small fire in the front yard, while the foundations of the house the spiritual ground are slowly sinking away.

One of the most remarkable and radical aspects when Jesus sends out His apostles is the command of Jesus: If anyone will not receive you and will not listen to you, shake the dust off your feet as a testimony against them.Here we see something that in modern times is almost unthinkable: the absolute certainty of faith. This is a crucial point: Catholicism is not one of many possible opinions about God and the world. It is the truth, the whole truth and nothing but the truth (I know that line from american tv series). And truth is not a matter of debate, synodality or compromise. The apostles are not commanded to debate, to negotiate endlessly, or to adapt themselves to the wishes of their listeners. If someone does not accept what the apostles proclaim, they move on.

This is the opposite of modern Christianity, which often apologizes for itself, twists and turns in every possible way to remain acceptable and relevant to the secular world. The command to shake the dust from their feet is not a call to contempt, but a sign of the objective truth of the faith. If people refuse Christ, it is not a matter of interpretation, but a tragic rejection of reality itself. Here resounds a warning to the Western Church: do not be afraid of being unpopular. The apostles were not popular either. And yet, they changed the world.

The apostles set out and call for repentence, for conversion. Not vague spirituality, not a general message of love, peace and understanding, but conversion - the call to a radically new way of life. Religion is not merely a personal preference without consequences. Christianity is not an optional spiritual lifestyle. It is the way to salvation. And that is why the mission of the apostles is the mission of the Church throughout the ages. The Church is not a neutral institution that preserves cultural heritage. She is a fighter for the truth, a Church that does not bow to the whims of the times but fulfills her mission without compromise. The Church that takes her mission seriously will be persecuted. The Church that tries to be agreeable to the world will be ignored.

And then, as the crowning climax, the apostles go out and cast out evil spirits. This is the peak of the adventure: the real battle is not against people, not against cultures, not against rulers. The real battle is against the powers of darkness. The mission of Jesus is the defeat of evil. That is therefore also the mission of the Church. Christianity is not a theory, not merely morality, not a purely human affair. It is a war against evil itself. The modern world has the tendency to psychologize evil, to reduce it to social factors, to treat it as an abstraction. But Christianity is far more realistic: evil is a reality.

Because the root of the crisis is spiritual, the solution must also be spiritual. It is, at its core, a battle for the soul. We may pass a hundred laws and invent technological wonders, but if the soul is sick, the symptoms will keep returning. We see this clearly: prosperity and science have achieved much, but inner restlessness and moral confusion have not diminished. In fact, as people put less trust in God, they put their trust in everything else. Chesterton captured this paradox: When men stop believing in God, they dont believe in nothing; they believe in anything.

We see this everywhere. Where church pews empty, self-help gurus, horoscope websites, and trendy spiritualitiesoverflow. The human hunger for meaning remains, even when Christ is rejected. But substitutes whether blind faith in the market, science-worship as almighty savior, or esoteric experiments cannot replace Christ. They are like salt without flavor.

Thus, when we abandon Christ, the crisis only deepens. We see it around us: as Christian faith disappears, moral norms fade and communities unravel. A society that loses its soul also loses its solidarity and direction. In place of the Gospels charity, we inherit a cold culture of radical self-assertion, where everyone has their own truthand nothing remains sacred. This breeds loneliness, polarization, and hopelessness a crisis of the spirit that amplifies every other crisis. It always leads to decadence and finally to destruction. Checq your historybooks.

How come? Let me tell you about my neighbour. I like to go to his house. Why? Het has good coffee: a fancy Italian Barrista coffemachine. I happend to be there when he unpacked this Barrista machine. And tried to get it to work. But we failed. It produced just steam, a next try just a lot of noise and another try just some drab. So, a very disappointing experience. The next day he did something very sensible: he took put the instruction-booklet and followed the instructions. Result: delicious coffee. It is quite simple: the person who made this machine knows how it works. He designed it. Follow his instructions and it will result in what it was made for. Ignore the instructions, and you either get lousy coffee or it doesn’t function at all or at worst destroys the machine.

Why is this bishop you bothering with coffee machines. Well, how does a human being function well? We have a creator, we are designed by a Designer. How do we know what our purpose is and how to realise that pupose? Did He provide instructions? Yes, He did. He gave us the Old testament (mainly the diagnose what went wrong), and He gave us the cure: the New Testament: Jesus Christ, The Apostles, The Church, Tradition, Church teaching. Follow the instructions, and you will  find out what your purpose in life is and how to reach your destination: eternal life. Ignore the instructions of our Creator, and thing will go wrong. Like the doffe machine went wrong. Where Christ is out of the picture, things get devastatingly wrong. Where Christ is not King, Chaos rules. And that, my dear friends, is what we call modernity.

Without God it is up to us to cure the world of its flaws. That things go wrong since beginning of times is obvious. Without Christ, what is the cure? The world believes in progress. But why bother about progress when the Condition Humaine is the problem. The problem is that modernity does not think that that is the problem. They think society is the problem, structures are the problem, other people are the problem, economics are the problem, politics are the problem, and we can do something about just that. That is what the French Revolutionairs thought, what the Bolsjewist thought, the Arabian Spring was supposed to do. And we know where it lead to: chaos and destruction. The biblical story of the Tower of Babel already made that clear: human attemp to regain Paradise. We know how that ended. And we keep believing that it is possible: European union, New World Order, the great reset.

Before the age of enlightment nobody believed in progress (christianity was dominant; Utopian ideas did not stand a chance). The Enlightment didn’t believe in God. Man was basicly good, structures of society were the problem. Voltaire had this idea of the nobel savage. Where there is no money and christianity to ruin peaceful living together, there must be harmony, love, peace and understanding. Well, that turned out to be a mistake. Voltaire also wrote a book on raising kids. Did he have kids himself? Yes; 5. You know how he raised them? He didn’t. Straight after birth he delivered them all 5 of them at the orphanige. I rest my case.

We still believe in progress: progress in technic, in science. While the Enlightment also believed in moral progress, since the 20th century (Hitler, Stalin, Mao, Pol Pot) we don’t believe in that anymore, but since we don’t believe in life after death and not in moral progress, what is left: insanity, absurdity, the opposite of a utopian society. How come: two reasons. 1. We erased God out of the equasion.   2. Common sense is not common anymore, as Chesterton already noticed a century ago.

The Catholic Church has always embraced the philosophy of Thomas Aquinas. Why? Because it is based on common sense. The philosophy of St. Thomas rests on the universal conviction that eggs are eggs. That may seem obvious, but in a confusing world it no longer is. The Hegelian may say that an egg is really a chicken, because it is part of an endless process of becoming. The Berkeleyan may claim that poached eggs exist only as a dream exists, since it is just as easy to say that the dream caused the eggs as that the eggs caused the dream. The Pragmatist may believe that we get the best out of scrambled eggs by forgetting that they were ever eggs and remembering only the scramble.

But no disciple of St. Thomas has to rack his brains to reach the conclusion that an egg is simply an egg. The Thomist knows that eggs are not chickens, nor dreams, nor mere practical assumptions, but things confirmed by the authority of the senses. Thus spoke the apostle with the great mind, G.K. Chesterton.

Apparently, there are few Thomists and Chestertonians left—people for whom it is clear that a boy is a boy and a girl is a girl. These are biological facts that can be perceived with the senses. A boy does not exist the way a dream exists; it is not the dream that is the cause of his being, nor his being the cause of the dream. You may apply as much plastic surgery as you like and then forget what the body originally looked like—yet that does not change the fact that he is still a boy. And a baby is a baby

There are two central truths that Chesterton defends: the family and the faith. The whole of modern society wages war against these two truths. The attack on the family is an attack on life itself, and the attack on faith is an attack on the Creator of life.

Every child is Jesus: a visitor from heaven, entrusted for a time to his parents. Marriage is a sacrament. It reveals a religious truth: that love is unconditional, and that love is life-giving. The attack on the family is above all an attack on a religious truth. And it is an attack on the religion that revealed this truth: the Roman Catholic Church. To defend the faith means to defend the family. But it also means defending the faith itself—its precepts, its practices, its purity. The attacks come from every side, both subtle and overt. Chesterton says: What is really at work in the world today is anti-Catholicism and nothing else.

Chesterton: The opponents of Christianity would believe anything except Christianity.And indeed, we have seen that the most bizarre sects and cults are taken seriously, while the Church is mocked. Every heresy has taken a fragment of the truth and discarded the rest. Thus Lutherans became obsessed with faith alone,Calvinists with the sovereignty of God, Baptists with the Bible, Seventh-Day Adventists with the Sabbath, and so on.

The Catholic Church is attacked for being too austere or too ostentatious, too material or too spiritual, too worldly or too unworldly, too complex or too simplistic. Catholics are criticized for being celibate but also for having too many children; criticized for being unfair to women but also because only womengo to Mass. The modernists complain that the Catholic Church is dead, and then complain even more loudly that she has so much power and influence. Secularists admire Italian art while despising Italian religion. The world reproaches Catholics for their sins - and worse still, for confessing their sins. Protestants say Catholics do not take the Bible seriously, and then criticize them for being so literal about the Eucharist.

In the end, every attack on the Church is an attack on the priesthood and the Eucharist. Every attack on the Church is an attack on Christ: God who came as a child, who founded a Church, and who held up the bread and the chalice and said: This is my body. This is my blood.Chesterton defended the Church even when he was still an outsider. Ironically, today we sometimes have to defend the Church against insiders - against Catholics, even in Rome itself - who wish to undermine their own faith. Thank God, thing are going back to normaal again, so it seems.

And yet, this battle is not hopeless. On the contrary, the first step toward healing is recognition: to admit that what we face is not merely political or economic, but a moral and spiritual emergency. Only then can we choose the right weapons. And so we must ask: how do we fight a spiritual battle? Faith is an individual matter. Jesus suffered the most on the cross knowing that He wouldn’t save everybody, that not everybody would believe in Him (my people, look what I have done for you; what more could I have done. That is why Jesus weet over Jerusalem). It is true, we have a free will. It is up to us to cooperate with Jesus’ salvatioplan. The secular world want to solve problems; Christians look for salvation.

In times of crisis, some lament that Christianity has failed, that the Church has become irrelevant. But has the Christian ideal ever truly been tried and found wanting? Our world does not suffer because we followed Christ too closely, but because we did not follow Him at all. Even within the Church this is the problem. The Church after Vatican II …. Not the actual Council, but what they made of it: The so called Spirit of Vat II. There is not much wrong with the actual document of Vat II. Sacrosanctum Concilium stresses the importance of Latin, of Gregorian Chant, there is no mention of removing altarrails, and replacing the Highalter for a kitchen table. But media and the likes of Küng and Schillebeeckx (B) hijacked the Council and changed it into something completely different. I have had hundreds discussions and I alway ask them the same question: Have you read the documents. The answer is alway: no, but… No, no, no buts, read them and then come back. They never do. Sure, Vat II had its flaws and its pastoral language gave room for different interpretations, but let us not confuse the actual council with the council of the media and those who were out to change church teaching. The fruits: sour grapes. Then you know something is really wrong.

Problem of course is that it was not a dogmatic council. The only reason councils were held was to clear things up. By the way, we should be thankful for Arius and other heretics. Without them we would’n have the confession of faith as given its formulation by the Council of Nicea. Councils were there to bring discussions to an end: if you believe this, you are in, if you don’t you’re out. Roma locuta, causa finita. No more Sed Contra.

Aggionamento. We thought we had to go with the flow of the secular society. We wanted to be relevant in these modern times; the Church of Nice instead of the Church of Nicea. Social gatherings. We restricted the 10 commandments to 1 commandment: love thy neighbour, be nice. That reflected in the Novus Ordo: the altar was replaced by a table [not in Sacrosanctum Concilium]. Altar means sacrifice. Eucharist is sacrifice in the form of a meal. Not a meal in the form of a sacrifice. Jesus broke bread at the Last Supper, but that referred to the sacrifice on the cross! And not to ‘breaking and sharing’! O yes, we are very social, but who mentions life after death, judgement, the 4 extremes.

The problem is not that the Gospel is outdated, but that we have traded it for easier substitutes. Half-truths cannot heal the soul. Only the radical, whole truth of Christ can. This is not a medieval” ideal. The crisis of our time loneliness, injustice, bitterness cries out for real Christians who bring courageous love and hope where cynicism and despair reign.

Some turn away from faith because of the failures of Christians scandals, hypocrisy, compromise. True enough, these have harmed the Churchs credibility. But this does not negate the truth of her message. The Church is not holy because her children never sin, but because she offers sinners a path to holiness. The failures of Christians prove not that Christ failed, but that we have failed to follow Him.

The path out of crisis begins with an authentic return to Christ. Faith must not be a cultural accessory, but the source of life. When Christians live their faith seriously not as compulsion, but as love it shines outward. The soul of the world can only be healed when our own souls burn again with faith, hope, and love.

This brings us to the role of the Church. Some communities still try to stop decline by going with the times modernizing, simplifying, polishing until nothing offends. Others do the opposite: swimming against the tide, holding fast to tradition and orthodoxy even if it seems outdated.Which truly works?

Chesterton, a convert to Catholicism, was blunt: adapting the Church to every fad is pointless. We do not want, as the papers say, a church that will move with the world. We want a church that will move the world. In other words: a church gains credibility not by echoing the world, but by correcting it. We need a faith that confronts us when we are wrong, not one that only reassures us when we already agree .

And indeed, what do we see? The so-called liberal” churches those that dilute or relativize doctrine to appear relevant are collapsing. Their pews are graying and emptying. Sociologists put it simply: Liberal churches have no children.They cannot inspire new generations . Already by the early 2000s, such communities were acknowledged to be fading, visited mostly by the elderly . Youth are not drawn to a lukewarm, secularized Christianity. A warmed-over humanism” has no power to inspire .

Meanwhile, orthodox churches those that boldly proclaim what they believe, rooted in tradition are attracting youth . These are churches that stand for something, and people notice. A church that dares to be an oasis in the desert, offering living water to the thirsty, draws seekers in . This is no fantasy: recent surveys confirm that younger generations, surprisingly, are showing a modest return to faith, and that orthodox communities benefit most .

In short: the churches that remain faithful whether through reverent liturgy, clear doctrine, or uncompromising moral teaching are precisely those drawing new life, especially among the young. I meet quite a lot of them. They don’t want to be pampered, but challeged. They want to if there is something to believe in and live according to it. They want to know the truth. They show up in our churches totally out of the blue. The Numbers are small, but they are there. And it happens everywhere (4 eigenschappen: 1 secular enviroment 2 want to know the truth 3 very young 4 all young men/boys).

Paradoxically, amidst decline, we see signs of hope among the young. In some places, Generation Z appears slightly more religious than the Millennials before them . In the Netherlands, for example, surveys show that 30% of young adults between 15 and 35 now identify as religious. That may not seem a lot, but the numbers seemed to decline to next to nothing. Moreover, orthodox Christian communities Catholic, Orthodox, and Evangelical are growing .

Why? Because young people seek depth and clarity. They grew up in a culture of everyone has their own truth,but found that this left them empty. They long for a Truth greater than themselves, a foundation under shifting sands. They do not want half-belief, but the real thing. And they crave community. In an atomized, individualistic culture, authentic Christian community shines like a family. This is why youth groups, pilgrimages, and traditional parishes full of young families are flourishing. Far from being repelled by demanding faith, many are drawn to it. They want mystery, beauty, and challenge not a watered-down copy of secular culture.

We began with the claim that todays crisis is, at heart, spiritual. And indeed, the deepest answers must also be spiritual. The apostle Paul reminds us in his letter to the Ephesians: For our struggle is not against flesh and blood, but against the rulers, against the authorities, against the powers of this dark world and against the spiritual forces of evil in the heavenly realms. In other words, the deepest battle of the Christian is not against men and women of flesh and blood, but against the invisible powers of evil. This is not medieval superstition, but a sober reality of Christian life. We live, as C.S. Lewis once put it, in enemy-occupied territory, where darkness still prowls despite the decisive victory already won by Christ on Calvary.

Yet this spiritual struggle feels awkward or unreal to many. In our modern, enlightened age, talk of devils and angels sounds outdated. Evil is explained away as psychology or sociology, with no supernatural agency at work. But perhaps that skepticism is precisely what satan wants. We can fall into two opposite traps regarding the devil: either we deny his existence altogether, or we become unhealthily obsessed with him. As Lewis observed in The Screwtape Letters, the devil is equally pleased with both extremes. The wise Christian remains alert without hysteria: acknowledging evil soberly without paranoia.

The prince of darkness, is not Gods equal opposite. He is no eternal anti-god, but a fallen angel — a creature once good, now in revolt. He is limited. Clever and dangerous compared with us, yes, but finite and ultimately subject to Gods power. There is indeed a war in the universe, but not between two equal gods. It is the rebellion of a creature against his Creator. This perspective prevents both overestimation and underestimation of the enemy.

Paul warns of the schemes of the devil. Schemes suggest deception and subtlety. The devil does not usually appear in horns and red tights. His aim is to draw us away from God, and he does so through lies and temptations disguised as ordinary thoughts and moods.

Have you noticed how quickly your mood can shift from faith and joy to doubt or discouragement, sometimes without clear cause? There may be a darker intelligence eager to exploit those weak moments. The devil knows our vulnerabilities. He whispers: Your prayer makes no difference; give it up.He drags up old guilt to dishearten us. His tactic is not usually outright denial of God, but the gradual corrosion of trust in Gods goodness.

Consider a quarrel within the church. On the surface it looks like a human disagreement. But soon pride or resentment creeps in. The other person begins to look like the enemy. Pauls words remind us: that person is not the real enemy. The real enemy laughs when Christians turn on each other.

Or take modern temptations. Often the devil need not frighten us at all — he prefers to lull us to sleep. He drowns us in entertainment, distraction, and comfort until God fades into irrelevance. Thanks be to God, He has not left us defenseless. Paul prescribes the armor of God (Eph. 6:1317). The imagery is that of a Roman soldier, but the weapons are spiritual virtues, not steel. Let us examine them:

             The Belt of Truth: A soldiers belt held everything together. So truth keeps us from collapsing in confusion. In a world of relativism and falsehood, honesty and love of truth are our first defense.

             The Breastplate of Righteousness: The breastplate guards the heart. Righteousness means both Christs gift of justification and our moral integrity.

             The Shoes of Readiness to Proclaim the Gospel of Peace: Shoes give stability and movement. Our readiness to live and share the Gospel makes us firm-footed.

             The Shield of Faith: With faith, we extinguish the flaming arrows of the evil one.Faith is trust in Gods promises.

             The Helmet of Salvation: The helmet protects the mind. Salvation is our assurance of belonging to Christ and our hope of eternal life.

             The Sword of the Spirit, which is the Word of God: The only offensive weapon. “Do you think I came to bring peace? No, division”

             Paul then adds what breathes life into all: prayer. Prayer is the communication line with our Commander. It keeps us connected to headquarters. Without prayer, even the finest armor leaves us isolated.

Have the courage to go against the tide. Do not be ashamed of orthodoxy or old-fashionedvalues. They are precisely what give credibility.

Build communities of real catholics. A parish or family wher Christ is truly king is a powerful answer to the crisis of meaninglessness. Unite the clans.

The struggle is not yet won. But neither is it lost. History shows that Truth, though suppressed or forgotten, always rises again. And in our darkest age, the light of Christ can shine brightest.

The world is full of fools who say the times are dark. But I say: it is precisely in darkness that a single candle - the little remnant - shines brightest.

So let us hold high the candle of faith. Not with bitterness, but with joy; not with resignation, but with hope. For Christ alone is the answer that can turn the crisis. He is the same yesterday, today, and forever.

Some days the armor feels heavy. Some days we feel weary. Yet the battle is the Lords. Our role is to remain faithful, to pray, to stand. Remember: the weakest saint, clothed in Gods armor, is stronger than hell. Strive to become a saint. If that is not your goal in life, you totally wasted it.

Thank for not dozing of, for your kind attention.Viva Christo Re!

 

Een kind wordt gedegradeerd tot minder dan een kippenpoot.

Het initiatiefvoorstel van Tweede Kamerlid W. Paulusma dat toegang tot abortus tot Mensenrecht wil verheffen heeft een groot absurditeitsgehalte. Want er zit iets vreemds in: men verklaart een recht door te ontkennen wat het object van dat recht is. De hele moderne redenering begint ermee dat we onze zintuigen niet mogen vertrouwen. U ziet een kind in de moederschoot? Nee, nee, dat is slechts potentieel menselijk materiaal. U hoort een hartslag? Nee, nee, dat is slechts een medisch verschijnsel. U herkent een gezichtje op de echo? Nee, nee, dat is slechts een toevallige vorming van cellen.

Want wie met nuchterheid kijkt, wie gewoon op zijn zintuigen vertrouwt, ziet dat een ei een ei is, en een kind een kind. Dat komt geen hogere wiskunde aan te pas. Dat Den Haag een mensenrecht wil baseren op de voorwaarde dat men eerst de mensheid van het kind ontkent, is niets minder dan een logische acrobatiek die grenst aan satire.

Het ironische is dat we hier getuige zijn van de merkwaardigste sprong in de geschiedenis van het recht: vroeger werden rechten uitgeroepen om de zwakste te beschermen tegen de sterkste. Vandaag wordt een nieuw recht afgekondigd dat zijn kracht juist ontleent aan het rechteloze van degene die het treft. Het ongeboren kind kan immers niet protesteren, geen petitie indienen, geen plaats innemen in de publieke tribune van de Tweede Kamer.

Het meest merkwaardige van deze nieuwe ontdekking is niet de ernst van de daad, maar de speelsheid waarmee men het verstand opzij schuift. Want ieder gezond mens ziet - zonder filosofisch handboek of parlementaire commissie - dat er in de moederschoot geen mysterieus dinggroeit, maar een mens. Een klein, zwak, en bovenal schreeuwend stil mens. Dat men daarvoor het woord weefsel heeft bedacht, is niet het bewijs van wetenschap, maar van woordkunst. Eerst stelt men vast dat het ongeboren kind geen kind is. Vervolgens verheft men de vrijheid om het te doden tot een Mensenrecht.

Een supermarkt mag een kippenpoot niet verkeerd etiketteren, maar een ongeboren kind mag men gerust weefsel” noemen. Dat is geen wetenschap, dat is woordkunst. En slechte kunst bovendien. En zo komt het dat wij een kind in de moederschoot degraderen tot iets minder dan een kippenpoot in de supermarkt. Want niemand zou durven zeggen dat een kippenpoot niets is. Een kippenpoot is een kippenpoot. Dat zal niemand ontkennen. Maar een kind is volgens Den Haag pas iets als achteraf beslist is of het ooit iets is geweest. Je kunt ook gewoon je zintuigen gebruiken om te constateren waarvan hier sprake is in plaats van een gekunstelde redenering op te tuigen. Wanneer je met open ogen kijkt, zie je wat er is: het kloppend hart, het groeiende gezicht, ogen, tien vingertjes, een levende kind. Wie een echo ziet en toch zegt dat er niets is, hoort zijn eigen ongeloof weerkaatsen. Het vereist geen theologische scholing om dit te begrijpen; alleen een gezonde blik. Kennelijk ziet men er wel een kind in als het kind gewenst is. Dan doet men er alles aan om het ter wereld te brengen. Dan is het ineens geen ‘weefsel’ en feliciteert men de aanstaande ouders met hun kindje.

Misschien moeten we in Den Haag eens beginnen met dat bescheiden inzicht. Want zolang we weigeren te zien dat een kind een kind is, zullen al onze Mensenrechten slechts schijnrechten zijn; fraaie woorden zonder betekenis.

Mensenrechten zijn ooit uitgevonden om de zwakke tegen de sterken te beschermen. Nu beschermen ze de sterke tegen de zwakke: de stemloze wordt het zwijgen opgelegd. Het is een vreemde vooruitgang die pas begint als iemand anders ophoudt te bestaan.

Pleidooi voor herstel van wat evident is

Ik ben een uitgesproken fan van G.K. Chesterton. Chesterton (1874–1936) was een Engels schrijver en denker die bekendstaat om zijn felle verdediging van traditionele moraal en christelijke waarden. Hoewel abortus in Chestertons eigen tijd niet legaal of wijdverspreid was zoals nu, sprak hij zich in zijn essays en boeken duidelijk uit over verwante themas: de waarde van elk menselijk leven, de heiligheid van het gezin, en de gevaren van moderne tendensen als individualisme en materialisme. In dit essay onderzoeken we hoe Chesterton zou reageren op moderne abortuswetgeving die het ongeboren kind geen rechtsbescherming biedt. Dit staat in schril contrast met het Romeinsrechtelijke principe van de curator ventris, waarbij destijds een voogd werd aangesteld om de belangen van een ongeboren kind te behartigen .

Chesterton vertrok altijd vanuit het idee dat ieder menselijk leven intrinsieke waarde en waardigheid heeft, als schepsel van God. In zijn tijd verzette hij zich krachtig tegen theorieën  over eugenetica en elke filosofie die bepaalde groepen mensen minder menselijk zou achten. Hij observeerde dat zulke ideeën hun voordelen” alleen kunnen behalen door een hele categorie mensen hun menselijkheid te ontzeggen . Waar eugenetici de ‘minderwaardigen’ ontmenselijkten, gebeurt bij abortus iets soortgelijks met een nog kwetsbaardere groep: de zwaksten en meest weerlozen mensen: de ongeborenen” . Chesterton zou benadrukken dat het ongeboren kind een volwaardig mens is, en hij benoemde abortus dan ook onomwonden als de afslachting van ongeboren mensen” . Dergelijk sterk taalgebruik laat zien dat hij abortus beschouwde als een directe aanslag op de menselijke waardigheid en het menselijk leven zelf.

Omdat Chesterton diep religieus was (hij bekeerde zich uiteindelijk tot het katholicisme), zag hij het leven – zelfs in de moederschoot – als heilig en door God gewild. Hij zou erop wijzen dat geen mens of instantie het recht heeft willens en wetens een onschuldig mensenleven te vernietigen. In navolging van de traditie geloofde Chesterton dat het recht op leven rechtstreeks van God komt voor ieder mens, ook voor het kind in de moederschoot, en dat geen enkele wereldse reden (of het nu medisch, sociaal of economisch is) zon vernietiging kan rechtvaardigen . Zijn morele verontwaardiging tegenover abortus komt voort uit dit principe. Zo hekelt hij een briefschrijver die pleit voor abortus om armoede te reduceren, door te zeggen dat deze man hoopvol” is over de massamoord op ongeboren mensen”, terwijl hij wanhopig” is over het idee om simpelweg lonen te verbeteren . Met bijtende ironie zegt Chesterton over zulke hervormers: Hij is hoopvol gestemd over vrouwelijke ontering, hoopvol over menselijke vernietiging” . Hieruit blijkt dat Chesterton abortus ziet als een beschavingsziekte, een gruwel die alleen kan worden toegestaan als we de fundamentele waarheid uit het oog verliezen dat elk mensenleven, hoe klein of kwetsbaar ook, oneindig waardevol is.

Voor Chesterton is het kind niet alleen een individu met waardigheid, maar ook een bron van betekenis voor ouders en de samenleving. Hij bezat een diep respect en bijna eerbied voor de wonderlijke vitaliteit van ieder kind. In zijn essay A Defence of Baby Worship” schildert hij hoe elke baby de wereld als het ware opnieuw schept: Met elke nieuwe baby wordt het hele universum opnieuw voor het gerecht gedaagd” . Het kind brengt een onbevangen verwondering mee die zelfs de grootste filosofen niet kunnen evenaren – “alsof met ieder van hen alle dingen opnieuw worden gemaakt”, schrijft hij, en het universum opnieuw op proef wordt gesteld” . Deze lyrische benadering onderstreept Chestertons overtuiging dat een nieuw kind een uniek en onherhaalbaar wonder is, een frisse herbevestiging van het leven die de volwassen wereld telkens weer op schokken zet.

Chesterton beschreef geboren worden zelfs als het hoogste avontuur”. In Heretics stelt hij: The supreme adventure is being born” - het grootste avontuur is geboren worden . Het betreden van de familiekring door geboorte vergelijkt hij met het binnengaan van een sprookje: Wanneer we onze intrede doen in het gezin, door de daad van geboren te worden, betreden we een wereld die onvoorstelbaar is. Met andere woorden, wanneer we het gezin binnengaan, betreden we een sprookje . Hieruit blijkt hoezeer hij de komst van een kind zag als iets bijna heiligs, vol mysterie en mogelijkheden. Het gezin zelf beschouwde hij als de hoeksteen van de samenleving en als een mini maatschappij” die haar eigen nieuwe burgers creëert en liefheeft . Een kind gaf voor Chesterton betekenis aan het ouderschap en verbond generaties: The child is an explanation of the father and mother, and the fact that it is a human child is the explanation of the ancient human ties”. Dat een ongeboren kind vandaag juridisch wordt behandeld alsof het geen kind of geen mens zou zijn, druist in tegen alles waarvoor Chesterton stond.

Ook in zijn kritiek op sociale misstanden nam Chesterton het op voor kinderen. In Eugenics and Other Evils bespotte hij het idee dat sommige kinderen ongewenst” zouden zijn.  Chesterton zou het volstrekt onaanvaardbaar vinden om het kind zelf op te offeren in naam van welvaart of kwaliteit van leven”. Dat modern beleid kiest voor het elimineren van ongeboren kinderen in plaats van het oplossen van sociale problemen, zou hij beschouwen als een omkering van alle recht en logica.

Chesterton stond kritisch tegenover veel aspecten van de moderniteit, vooral wanneer die botsten met eeuwige waarheden. Hij beschreef de modernistische mentaliteit eens als iemand die zoveel medelijden heeft met bijvoorbeeld dieren, dat hij bereid is mensenlevens te offeren; een griezelige omkering van waarden. Reeds in 1914 voorspelde Chesterton: Wherever there is Animal Worship, there will be Human Sacrifice.” (Overal waar dierenvergoding is, zal mensenoffer volgen) . Hiermee bedoelde hij dat een sentimentele moderne neiging om bijvoorbeeld abstracte idealen te aanbidden - rechten van de vrouw zijn in het geding, zegt men dan, terwijl het gaat over de rechten van het kind - vaak gepaard gaat met onverschilligheid of wreedheid jegens kwetsbare mensen. In de hedendaagse cultuur zien we echos hiervan: men kan meer verontwaardigd raken over dierenleed of milieu dan over de massale abortus van ongeboren kinderen. Chesterton zou zulke prioriteiten als krankzinnig bestempelen - een teken dat moderniteit haar morele kompas is kwijtgeraakt.

Een ander kenmerk van de moderne tijd dat Chesterton heftig bekritiseerde, is het extreme individualisme en materialisme. Hij zag dat mensen in naam van vrijheid” vaak juist zichzelf gevangen zetten in oppervlakkige genoegens. Nergens wordt dit duidelijker dan in zijn essay Babies and Distributism”, waarin hij spot met echtparen die geen kinderen willen om meer tijd en geld te hebben voor entertainment en luxe. Hij schrijft dat zijn minachting het kookpunt bereikt wanneer ik de veelgehoorde suggestie hoor dat men van een kind afziet omdat mensen vrijwillen zijn om naar de bioscoop te gaan of carrière niet in de weg te staan” . Het woord vrij” zet Chesterton hier nadrukkelijk tussen aanhalingstekens, want in werkelijkheid vindt hij dit helemaal geen werkelijke vrijheid. Wat maakt dat ik over zulke mensen als over deurmatten wil lopen, is dat ze het woord vrijgebruiken”.Bij elke daad van dat soort ketenen ze zichzelf juist aan het meest slaafse mechanische systeem dat de mensheid ooit heeft geduld” . In plaats van de creatieve levengevende vrijheid van het ouderschap te omarmen, onderwerpen ze zich aan wat Chesterton noemt de dwang van consumptie en technologie – aan carrières en modegrillen die hen door anonieme machten worden voorgeschoteld . Dit is een valse vrijheid, eentje waarin men zijn eigen diepste roeping (het doorgeven van leven) inruilt voor korte termijn pleziertjes.

Chesterton contrasteert die valse vrijheid met de echte vrijheid die een kind met zich meebrengt. A child is the very sign and sacrament of personal freedom,” verklaart hij; een kind is het teken én het sacrament van persoonlijke vrijheid . Het klinkt paradoxaal, want een kind zorgt immers voor verantwoordelijkheden en beperkingen voor de ouders. Maar Chesterton ziet het anders: een kind is een nieuwe wil, een fresh free will added to the wills of the world”, die ouders uit vrije wil op de wereld zetten en uit vrije wil beschermen . Het is hun eigen creatieve bijdrage aan de schepping – een unieke creatie die niet door enig sociaal meestersbrein” of technocraat is voortgebracht, maar door henzelf en door God . Dit nieuwe leven is bovendien veel mooier, wonderbaarlijker en verbazingwekkender” dan welke uitvinding of amusementsmachine de moderne beschaving ook kan produceren .

Dat moderne mensen deze wonderlijke gave durven afwijzen, ziet Chesterton als een symptoom van morele blindheid. Wanneer mensen niet langer voelen hoe bijzonder dit is, zijn ze alle waardering voor de primaire dingen kwijt; ze zijn elke zin voor verhoudingen kwijt,” waarschuwt hij . In ongewoon harde bewoordingen zegt Chesterton dat zulke mensen de allerlaagste droesem van het leven verkiezen boven de fonteinen van het leven” . Met andere woorden, ze kiezen voor de uitgeholde, herhaalde, futiele genoegens van een vermoeide consumptiemaatschappij, in plaats van voor de frisse levenskracht die een nieuw kind brengt. Dit is geen vooruitgang maar decadentie. Chesterton zag al in zijn tijd dat het zogenaamd progressieve” idee van geboortebeperking op een hellend vlak zou belanden: Birth control marcheert door de moderne staat en leidt de stoet van de menselijke vooruitgang van abortus naar kindermoord”, schreef hij schamper . Hiermee voorzag hij dat zodra men de ene grens (voorkoming van geboorte) overschrijdt, de volgende (vernietiging van bestaand leven) al in zicht komt, een voorspelling die akelig profetisch klinkt in het huidige debat over abortus en zelfs infanticide. Chesterton zou de moderne abortuscultuur dan ook zien als een verwording van echte vooruitgang: niet een triomf van keuzevrijheid, maar een trieste capitulatie voor egoïsme en wanhoop, vermomd als vrijheid”. Echte vrijheid staat altijd in dienst van het leven. Het is veelzeggend dat hij in Irish Impressions de kern van vrijheid zo samenvatte: the only object of liberty is life” . Vrijheid heeft geen zin als ze wordt aangewend om het leven te vernietigen; haar doel is juist het leven mogelijk te maken en te beschermen.

Chesterton geloofde dat menselijke wetten hun rechtvaardigheid ontlenen aan een hoger moreel besef, aan de morele natuurwetten van goed en kwaad die niet zomaar veranderlijk zijn. Wanneer een samenleving zulke fundamentele waarheden verloochent, loopt ze het gevaar om niet te evolueren maar te degenereren. Hij merkte ooit op dat beschavingen ten onder gaan zodra ze de meest voor de hand liggende dingen vergeten . Eén van die voor de hand liggende waarheden is dat het doden van onschuldige mensen kwaad is. In het geval van abortus lijkt de moderniteit precies dit evidente gegeven vergeten te zijn: namelijk dat een baby in de buik dezelfde bescherming verdient als een baby in de wieg. Chesterton zou erop wijzen dat het Romeinse recht, hoe heidens die beschaving ook was, tenminste het principe kende van de curator ventris, de voogd van de schoot” die benoemd werd om de rechten van het ongeboren kind te beschermen . Er waren wettelijke regelingen in vroegere tijden die getuigen van openbare belangstelling voor het leven van het kind in de moederschoot” en het positief recht reserveerde voor dat kind rechten”, bijvoorbeeld op erfenis en fysieke integriteit . Hoe ironisch, zou Chesterton constateren, dat de moderne wereld – die pocht op haar humaniteit en vooruitgang – het ongeboren leven mínder juridische erkenning geeft dan een oude heidense beschaving deed.

In Chestertons visie is een wet die het meest weerloze lid van de samenleving niet beschermt, geen rechtvaardige wet. Hij geloofde dat het gezag van de staat beperkt wordt door hogere morele wetten. Zo stelde hij dat wanneer de machtigen gaan beslissen wie er mag leven en wie niet, dit geen vooruitgang maar tirannie is: Eugenetica én abortus komen neer op de tirannie van een elite die beslist wie zal leven en wie zal sterven” . Die elite, zo voegde hij eraan toe, verschuilt zich vaak achter wetenschappelijke of economische argumenten, maar in wezen is het een kwestie van brute macht. In het geval van abortus ziet Chesterton een coalitie van de sterke tegen de zwakke: de volwassen individu (al dan niet gesteund door medische experts” of wetgeving) tegenover het stemloze kind. Dit druist in tegen Chestertons besef dat beschaving juist afgemeten wordt aan hoe zij de zwaksten beschermt. Hoe zwakker en hulpelozer het rechtssubject is, des te zwaarder weegt de plicht van allen om het te beschermen.

Voor Chesterton is het gezin de eerste en belangrijkste rechtseenheid, en het ongeboren kind is al deel van dat gezin. Het recht zou zich daar dienstbaar aan moeten opstellen, niet als heer en meester die beslist of dat nieuwe gezinslid mag leven. Hij zag al in zijn tijd tendensen waarbij de staat of de zogenaamde wetenschap” zich tot een afgod verhief ten koste van menselijke maat. Het is in de moderne wereld precies andersom: niet religie vervolgt de wetenschap, maar de wetenschap tiranniseert via de overheid”, schreef Chesterton in 1922 . Hij doelde daarbij op de eugenetica-wetgeving die toen opkwam, maar dezelfde redenering geldt voor abortuswetgeving. Een kille, materialistische logica - of het nu onder het mom van wetenschap, gezondheid of rechten van de vrouw gebeurt - die bepaalt dat een ongeboren kind geen persoon met rechten is, zou hij beschouwen als een vreselijke bureaucratische gruwel. Het is de triomf van wat hij spottend terrorisme door derderangs professoren” noemde: technocratische prietpraat die fundamentele morele intuïties ondermijnt .

Ten diepste zou Chesterton stellen dat geen enkel menselijk gezag het recht kan geven om een onschuldig mens opzettelijk te doden . Wetgeving die abortus toestaat, verstoort de wezenlijke verhouding tussen vrijheid en leven. Zoals eerder aangehaald verwoordde hij het zo: the only object of liberty is life” . Vrijheid die het ongeboren kind - het meest onschuldige leven denkbaar - niet beschermt, maar uitlevert, is in Chestertons ogen een vrijheid die haar doel en moraal heeft verloren. Hij zou de huidige situatie dan ook zien als een regressie vermomd als recht. Waar authentiek recht ooit de vox dei probeerde te volgen (het idee dat elk mens door God gegeven is), zendt modern positief recht over abortus de boodschap uit dat sommige mensenlevens er niet toe doen. Dit is niet alleen onrechtvaardig maar ook onredelijk. Het is het ultieme verlies van gezond verstand dat kenmerkend is voor veel van wat hij bij zijn modernistische tijdgenoten ‘ketterijen’ noemde.

Gezien het bovenstaande is het duidelijk dat Chesterton met scherpe afkeuring en morele verontwaardiging zou reageren op abortuswetgeving die ongeboren kinderen geen bescherming biedt. Op grond van zijn diepe respect voor menselijke waardigheid, zijn liefde voor het kind en het gezin, en zijn afkeer van modern egoïsme, zou hij zon wet als een teken van beschavingsverval bestempelen. Elke hoge beschaving vervalt door het vergeten van voor de hand liggende waarheden, en de waarheid dat een ongeboren kind een mens met rechten is, is juist zon evidente waarheid. Het uitwissen daarvan acht hij een gevaarlijk mystificatie. Chesterton zou de moderne wereld oproepen om haar morele kompas te hervinden. In plaats van zichzelf op de borst te kloppen om vermeende vooruitgang, zou hij de maatschappij een spiegel voorhouden: wat voor vooruitgang is het, als zelfs de meest weerloze niet meer veilig is in de meest natuurlijke haven: de moederschoot?

Uit Chestertons geschriften rijst het beeld op van een man die het opnam voor de kleinste, armste en meest kwetsbare mensen. Hij zag in het ongeboren kind niet een rechteloos hoopje cellen, maar a fresh free will”, een nieuw avontuur voor de mensheid, en een belofte dat de wereld door mag gaan . Het verlies van juridische erkenning voor dat jonge leven ervoer hij als een diepe schande. Hij zou waarschijnlijk met zijn kenmerkende combinatie van logica en sarcasme ageren: als de samenleving meent dat comfort en keuze zó absoluut zijn dat we babys mogen doden, waarom dan niet consequent zijn? Let all the babies be born. Then let us drown those we do not like,” schreef hij bitter, om de absurditeit van zon houding te laten zien . Natuurlijk is dat voorstel afschuwelijk, en precies dát is Chestertons punt: enkel een mystiek en moreel bezwaar weerhoudt ons ervan om geboren babys te verdrinken, en datzelfde bezwaar geldt voor het doden van ongeborenen .

Tot slot zou Chesterton ons herinneren aan de plicht om het gezin en het leven te verdedigen tegen dergelijke aanvallen. Er is een aanval op het gezin; en het enige wat je met een aanval moet doen is terugvechten.” Hij zou het verlies aan rechtsbescherming voor het ongeboren leven zien als onderdeel van die aanval op het gezin en op de menselijke waardigheid. Zijn oordeel zou geen twijfel laten: moderne abortuswetten zijn kwaadaardig, onrechtvaardig en in strijd met het gezond verstand en met het natuurrecht. Alleen door terug te keren naar wat hij de obvious things” noemde - de evidente waarheid dat elk mensenleven, vanaf de conceptie, een geschenk van onschatbare waarde is - kan onze samenleving weer gezond verstand en rechtvaardigheid hervinden. In Chestertons ogen is het ongeboren kind immers niets minder dan Gods opinie dat de wereld moet doorgaan. Het is aan ons rechtsgevoel en onze wetgeving om die opinie te bevestigen en te verdedigen.

 

+Rob Mutsaerts

Waar komen toch ineens die Nieuwe Katholieken vandaan?

Wat is de verklaring voor dit fenomeen: jongeren - en dan vooral jongens - die uit een seculiere omgeving komen en toch de weg naar de katholieke kerk en het doopsel vinden: de Nieuwe Katholieken?

Chesterton zegt in Orthodoxy dat de moderne mens alles mag behalve zichzelf echt gelukkig prijzen. De moderne seculiere wereld belooft vrijheid, maar die vrijheid blijkt vaak leeg en zinloos. Jongeren die in een volledig seculiere cultuur opgroeien, worden overspoeld met keuzes, oppervlakkige prikkels en een soort doelloze autonomie. Chesterton noemt dat het vervelen in het paradijs: je mag alles, maar niets betekent iets.

Juist jongeren die nooit religie hebben gekend, voelen scherper de dorst naar betekenis en mysterie. De kerk - met haar rituelen, paradoxen en diepe symboliek - biedt hen precies dat wat hun wereld niet kan bieden: waarheid die boven hen uitstijgt. Een soort verlangen van de ziel naar de bron. Dat verlangen kun je ontkennen of onderdrukken, het is nooit helemaal verdwenen

Chesterton zag het geloof - en vooral het katholieke geloof - als een groot avontuur, een queeste, een strijd om het goede, het ware en het schone. Hij schrijft in The Everlasting Man dat het christendom niet zachtjes wegvlucht in sentimenteel idealisme, maar de harde strijd om de ziel aangaat, precies zoals een ridder ten strijde trekt.

Waarom zijn het vooral jongens die zich aangetrokken voelen tot de katholieke kerk. Dat is niet alleen in ons land zo, uit enquetes blijkt dat ook het geval in Engeland en Frankrijk. Wat kan daar de verklaring voor zijn? In een wereld waar jongens vaak opgroeien zonder helden, zonder echte beproevingen of strijd (hun strijdis vaak virtueel of betekenisloos), herkennen ze in het christendom een werkelijke arena: een leven met regels, risico, opoffering, strijd tegen zonde, en zelfs de belofte van martelaarschap. Dat spreekt juist jongens aan, omdat het appelleert aan hun verlangen naar een hogere missie. Dat heeft zelfs Hollywood inmiddels ondervonden.

Disney en Marvel hebben de laatste jaren - ruwweg vanaf 2019 - zichtbaar gekozen voor meer inclusiviteit en diversiteit in hun films en series: Sterkere, meer prominente vrouwelijke hoofdpersonages (bijv. The Marvels, She-Hulk, Ahsoka, Snow White-remake);  personages van kleur op plaatsen waar vroeger vrijwel altijd blanke personages stonden; sprookjesfiguren en helden met LGBTQ+, of aangepaste culturele achtergronden; en bestaande (mannelijke, blanke) personages worden vervangen door vrouwelijke of door minderheden (bijv. Jane Foster in Thor; Iron Man wordt Ironheart in comics/MCU).

De reacties hierop waren sterk verdeeld: progressieve media prijzen de stappen als broodnodig en verfrissend, eindelijk herkenning voor bredere groepen mensen. Anderzijds spreken critici over woke propaganda” en verwijten Disney/Marvel dat ze verhalen ondergeschikt maken aan ideologie en dat de karakters vlak en moralistisch worden. Het publiek liet het in ieder geval massaal afweten. The Marvels (2023) werd een van de grootste flops van MCU. Een jaar eerder verwachtte Disney een miljardenhit met Lightyear, maar de bezoekers bleven massaal weg. Evenals Lightyear zorgde ook Pixar-productie  Elemental voor het  slechtste Pixar-openingsweekend ooit. Ook hier kritiek op woke” keuzes (zoals een lesbische kus). En de live-action remake van Sneeuwwitje ging nog vóór de release ten onder aan controverse door casting en interviews over feministische herschrijving en dwergen die vervangen zijn door een diverse groep ‘magische wezens’, nadat in eerdere opnameshoots de zeven dwergen vervangen waren door zeven genders.

In de moderne cultuur leert men dat vrijheid betekent: doen wat je wilt. Maar Chesterton wijst erop dat echte vrijheid pas bestaat binnen een orde die groter is dan jezelf, zoals je pas vrijuit piano kunt spelen als je je vooraf onderworpen hebt aan de discipline opgelegd door je pianodocent. De katholieke kerk, met haar geboden, dogmas en sacramenten, biedt geen vrijblijvende vrijheid, maar een vrijheid die je juist bereikt door je over te geven.

Voor jongeren (en vooral jongens), die misschien moe zijn van doelloze autonomie, kan dit juist bevrijdend werken. Juist in een seculiere wereld ontdekken jongeren (en jongens in het bijzonder) dat de kerk geen verstikkende moraal is, maar een avontuur vol paradoxen: orde en vrijheid, strijd en vrede, gehoorzaamheid en koninklijke waardigheid. De leegte en verveling van seculiere vrijheid drijft hen naar iets diepers. Jongens herkennen in de kerk het avontuur, de strijd en de ridders. De paradox van gehoorzaamheid als voorwaarde voor echte vrijheid spreekt hen kennelijk aan.

Jongeren, je hoort van zoveel pastoors, ze duiken zomaar uit het niet op. Ze komen, elk op hun eigen manier, maar altijd op zoek naar betekenis, naar waarheid, avontuur en een Thuis. De moderne mens is als iemand die geboren wordt in een paleis en het paleis onmiddellijk vergeet. Hij zwerft door bossen, kruipt door de kelders en begint op de muren te kalken: Hier begint mijn vrijheid! Maar diep vanbinnen blijft het heimwee knagen, al weet hij niet meer wat hij mist. Zo ook met deze jongeren. Zij zijn opgegroeid in een volledig seculiere wereld, een wereld zonder God, zonder liturgie, zonder kaders, en die wereld belooft hen vrijheid, maar geeft hen leegte. Ze kunnen alles kiezen, en toch voelt niets betekenisvol. Je kunt van festival naar festival stuiteren, maar het gemis blijft. Want de zin van vrijheid is niet dat je kunt kiezen wat je wilt, maar dat je weet waarvoor je leeft. En dat waarvoor” vinden ze niet op Netflix, datingapps, influencer-filosoofjes en festivals.

En dan ,plotseling, op nauwelijks traceerbare wijze, ontdekken ze de kerk. De kerk is voor hen iets nieuws én iets oerouds. Het is als een geheimzinnig boek in een bibliotheek vol triviale doktersromannetjes. Het is vreemd, en toch geloofwaardig.

Nogmaals, waarom vooral jongens/jonge mannen? Wellicht omdat jongens van een avontuur te houden. Hun leefwereld heeft bijna louter het vrouwelijkegekoesterd (gevoel, empatisch, zorg, nurtering, zachtaardig), maar het mannelijkeontkracht: strijd, discipline, orde, en het verlangen om iets te dienen dat groter is dan jezelf, kortom ze zijn avontuurlijk ingesteld. Voor jongens, die diep vanbinnen nog altijd ridder, veroveraar, en pelgrim willen zijn, is de kerk - met haar geestelijk strijders, haar heiligen en heroïsche martelaren, haar strijd tegen het kwaad - een uitdaging.  Hun omgeving zegt: ‘Doe maar waar je zin in hebt’. De kerk zegt: zelfbeheersing, kniel, offer op, en wees trouw. De eerste boodschap leidt tot verlamming; de tweede tot avontuur.

Het simpele feit dat de katholieke kerk nog iets eist en iets belooft is volgens mij de sleutel. De kerk belooft een avontuur: de pelgrimstocht naar heiligheid. De kerk eist discipline: niet wat je voelt, maar wat je moet doen. De kerk onthult een geheim: dat je pas ontdekt door je over te geven aan Iemand anders. Dat avontuur, die strijd, die paradox is aantrekkelijk voor jongeren die alles al gehad” hebben, en erachter komen dat het niks was. Het is aantrekkelijk omdat het hen een speurtocht biedt. Geen vrijblijvende zelfexpressie, maar een missie. Geen soft nihilisme, maar een groot verhaal waarin ze ridder, pelgrim, en zoon kunnen zijn. De jongeren die vandaag de kerk binnentreden lijken op rebelse zonen, maar in werkelijkheid ontdekken zij het enige echte verzet tegen de sleur van de moderne wereld. Want wie vandaag katholiek wordt, is geen meeloper; hij is een rebel in een wereld die niets meer durft te geloven.

+Rob Mutsaerts

Een prettig gesprek met een atheïst.

Silva Ducis, een gezellig café aan de Parade in de hertogstad, schuin tegenover de Sint Jan, op een zonnige namiddag.  Daar zitten we dan: Johan, de rationele betweter, de man die deugt en tegelijk ongemanierd is. Hij is van mening dat de Bijbel een sprookjesboek is, dat geloof nergens op gebaseerd is. Hij brengt de tijd liever door met bluesmuziek. Naast hem ben ik aangeschoven. Johan drinkt koffie, voor mij staat een prachtige Trappist dubbel.

RM: Op je gezondheid! Op God en op goed bier!

Johan: (grijnzend, tikt zijn koffiekop tegen mijn glas) Op het bier wil ik best drinken, maar laten we God erbuiten laten. Die heeft deze Trappist niet gebrouwen, hoor. Monniken misschien, maar niet Onze Lieve Heer zelf.

RM: Toch wel, op een bepaalde manier. Uiteindelijk heeft Hij gerst en water gemaakt, en zelfs de brouwer die het recept bedacht. Zonder God geen bier, geen café, geen gesprek tussen ons tweeën.

Johan: Haha, dat is wel een heel creatieve manier om God toch stiekem overal de eer voor te geven. Straks zeg je nog: als er geen God bestond, zouden er geen atheïsten zijn.

RM: Dat is ook zo. Ik meen het echt. Kijk, het feit dat jij jezelf atheïst noemt, betekent dat je je definitie ontleent aan iets dat je ontkent. Zonder een idee van God, waar zou je dàn niet in geloven?

Johan: Tja, ik zou mezelf misschien gewoon een vrijdenker noemen. Feit blijft: ik zie geen greintje bewijs voor het bestaan van een godheid. De wereld om ons heen functioneert prima zonder bovennatuurlijke aannames.

RM: Functioneert de wereld echt prima? Je kijkt naar deze werkelijkheid en ziet alleen een machine die loopt?

Johan: Ik zie een prachtig universum vol natuurwetten. Geen machine, eerder een groot kosmisch spel van oorzaak en gevolg. Geen aanwijzing dat er een regisseur of poppenspeler achter de schermen zit die de touwtjes in handen heeft.

RM: Maar ook een spel heeft spelregels. En regels veronderstellen een bedenker of op zn minst een scheidsrechter. De natuurwetten die jij roemt - zwaartekracht, lichtsnelheid, noem maar op - zijn opmerkelijk consistent, bijna alsof iemand het netjes zo heeft afgesteld.

Johan: (met een spottende glimlach) Zoals een keurig Zwitsers horloge, zeker? Luister, we hebben wetenschappers als Newton en Darwin gehad die lieten zien dat je geen bovennatuurlijk handje nodig hebt om orde uit chaos te krijgen.

RM: Orde uit chaos, zeg je? Wat een wonderlijk toeval! Je citeert de Bijbel. Nou ja, bijna dan Er moet licht zijn!” - en er wás licht. Alleen zeg jíj dat het licht vanzelf aanknipte zonder dat iemand bij de schakelaar omzette. Newton was overigens een gelovig man.

Johan: Wetenschap toont aan dat complexiteit kan ontstaan uit eenvoud. Evolutie bijvoorbeeld verklaart hoe het leven zich ontwikkeld heeft; daar is geen goddelijke interventie voor vereist.

RM: Ik heb nooit een slecht woord gezegd over echte wetenschap. Integendeel, ik bewonder haar. Een goede detective weet sporen te lezen. Elke echte wetenschapper is als een speurder die uitzoekt hoe de misdaad is gepleegd, of in dit geval wat er aan het ontstaan van alles vooraf gegaan is. Maar zelfs de beste detective beantwoordt slechts de vraag hoe iets is gebeurd, niet per se waarom.

Johan: (fronst) Waarom”,  bedoel je daarmee de oorzaak van ons bestaan? Daar moeten we misschien het toeval als antwoord accepteren. Niet bevredigend, maar wel eerlijk.

RM: Toeval als ultieme verklaring? Dat vind ík pas een sprookje. Je noemt mijn geloof een sprookje, maar gelóóft dat het grootste meesterwerk - het heelal en het leven zelf - zomaar per ongeluk is ontstaan. Dat is alsof je denkt dat er een explosie in een drukkerij plaatsvond en de rondvliegende letters toevallig een spannend verhaal vormden.

Johan: Nou, zo zou ik het niet stellen… Er is natuurlijke selectie aan het werk, geen blinde greep in bakken met letters. Maar goed, ik begrijp je punt: jij ziet bedoeling waar ik toeval zie.

RM: Yep. Ik zie bedoeling, ontwerp, een verhaal. Voor mij is de wereld als een boek vol betekenis, en een boek wijst op een auteur.

Johan: Interessant beeld, maar als de wereld een boek is, is het dan niet een nogal chaotisch verhaal? Sommige hoofdstukken zijn ronduit gruwelijk.

RM: En daar raken we een gevoelig hoofdstuk: het kwaad in de wereld, het lijden, al die gruwelen. Je hebt gelijk, dat is het moeilijkste deel van ons verhaal.

Johan: Inderdaad. Dáár zit ik altijd mee: als er een almachtige en goede God bestaat, waarom is er dan zoveel leed? Oorlogen, ziekte, onschuldigen die lijden. Dat lijkt me een sterke aanwijzing tégen een liefhebbende schepper.

RM: (peinzend starend in het donkerbruine bier) Het ís ook een kwellende vraag. Elke gelovige worstelt ermee, ik net zo goed. Maar laat me een gedachte met je delen: we noemen deze dingen ‘kwaad’ en ‘leed’, met andere woorden, we herkennen ze als dingen die niet zouden moeten zijn.

Johan: Uiteraard, omdat ze negatief zijn voor bewuste wezens zoals wij. Dat is een menselijke waardebeoordeling.

RM: Maar waarom voelen we zo sterk dat het niet hóórt? Als de wereld puur natuur is - alleen maar materie, neutraal en onverschillig - waarom zouden we ons dan verontwaardigd voelen over onrecht? Een steen stoort zich niet aan een andere steen die naar beneden rolt. Een tijger voelt geen moreel berouw als hij een hert verscheurt. Alleen wij, mensen, roepen ‘dit mag niet!’ Alsof ergens een hoger moraalwetboek bestaat dat overtreden is.

Johan: We hebben als denkende wezens empathie en verstand ontwikkeld – een besef dat we elkaar nodig hebben. Moraal is een sociaal contract, ingegeven door evolutie omdat samenwerken handig is. Daar heb je geen kosmische rechter voor nodig.

RM: Zeker, samenwerking is nuttig. Maar mensen prijzen juist vaak morele daden die niet nuttig zijn voor henzelf. En we keuren daden af, zelfs al komen de daders ermee weg. Het voelt soms echt alsof er een onzichtbare scheidsrechter is die fluit bij overtredingen, zelfs als er geen publiek is.

Johan: Je bedoelt geweten? Dat is gewoon iets dat ons brein voortbrengt, gevormd door miljoenen jaren evolutie.

RM: Misschien. Maar waarom bewonderen we iemand die het juiste doet tégen zijn eigenbelang in? En waarom walgen we van wreedheid, zelfs als de wrede sterk staat en wint? In de natuur geldt het recht van de sterkste, de ‘survival of the fittest’. Maarr is íets in ons dat schreeuwt dat goed en kwaad écht bestaan, niet louter als voorkeur of handig samenlevingscontract.

Johan: Toch blijft het probleem staan: als er een goede God is die al het kwaad háát, waarom grijpt Hij dan niet in? Waarom zoveel ellende toestaan door de geschiedenis heen?

RM: Ja, dat is de grote vraag. Misschien - zo stel ik me voor - omdat God geen marionettentheater wilde. Hij schiep wezens met een eigen wil, die het goede kunnen kiezen… of het kwade. Vrijheid is een riskant cadeau. Je kunt een kind een doos stiften geven om mooi mee te tekenen, maar hij kan er ook het behang mee bekladden.

Johan: Maar als dat kind vervolgens brand sticht, zou je toch ingrijpen?

RM: God hééft ingegrepen, zou een katholiek zeggen, door op een beslissend moment zélf het toneel te betreden in de persoon van Jezus. Niet om onze vrije wil af te pakken, maar om ons het ultieme Goede te laten zien, zelfs te midden van ons kwaad.

Johan: Dat klinkt mooi, maar ondertussen is de wereld nog steeds een bak ellende.

RM: Zeker. Het christelijke verhaal zegt dat de strijd nog gaande is. Kwaad is als een opstandeling: aanwezig, maar niet legitiem. Ik zie het zo: we noemen iets kwaad juist kwaad omdat we een besef hebben van een betere wereld, van een soort verloren paradijs op de achtergrond waartegen het kwaad afsteekt.

Johan: Je dicht de mensheid wel erg veel intuïtieve herinnering aan een paradijs toe, vind je niet?

RM: Misschien wel. Maar sta eens stil bij je eigen verontwaardiging. Jij gelooft niet in een hemel, en toch voel je dat er iets niet klopt aan de wereld. Alsof er iets gebroken is dat ooit heel geweest is en weer geheeld moet worden. Dat gevoel hebben gelovigen én ongelovigen. Vreemd, nietwaar? Heimwee hebben naar een thuis waarvan je beweert dat het nooit heeft bestaan.

Johan: (zwijgt, staart in zijn koffie) Hmm. Zo had ik het nog niet bekeken. We voelen inderdaad dat de wereld beter zou moeten zijn dan hij is.

RM: Precies. Dat morele heimwee is een oerinstinct, een aanwijzing. Net als een prachtig schilderij met een lelijke vlek: die vlek stoort ons omdat de rest van het schilderij duidelijk mooi bedoeld is.

Johan: Aardige metafoor. Maar vind je niet dat je hierin misschien wel erg veel leest? Je gebruikt veel beeldspraak en poëzie om iets te verklaren waarvoor simpelweg geen bewijs is.

RM: Maar misschien heeft de waarheid een poëtisch hart. Jij eist harde bewijzen, concrete feiten. Die zijn belangrijk, maar niet alles. Is er volgens jou dan niets dat je niet onder een microscoop kunt leggen, maar toch echt bestaat? Je kunt niet met microscoop de betekenis van een bluesnummer aantonen, en tóch heeft het betekenis.

Johan: We dwalen nu af. Ik begrijp je punt: de wetenschap is beperkt tot het meetbare. Maar het meetbare is nu eenmaal al wat we zeker hebben.

RM: Zijn we daar zo zeker van? Zelfs het vertrouwen van je eigen redenatie is uiteindelijk een sprong in het onbekende. Als ons denken louter een chemisch proces is in onze hersenen, waarom zou het ons dan ooit naar de waarheid leiden? We vertrouwen erop dat logica universeel geldt, dat 2+2 overal en altijd 4 is. Dat vergt eigenlijk al een vleugje geloof: een vertrouwen dat het universum rationeel en begrijpelijk is.

Johan: Maar dat is toch precies wat de wetenschap aantreft: een rationeel, consistent universum. Daar is geen geloof voor nodig, dat zien we gewoon.

RM: We zien het, ja, maar we hadden evengoed in een chaotisch universum zonder orde kunnen leven. Het is net of ons verstand als sleutel precies past op het slot van de werkelijkheid. Ik noem dat geen toeval, maar een wonderlijke afstemming tussen onze geest en een rationele schepping.

Johan: Of we zijn gewoon geëvolueerd om patronen te herkennen in een kosmos waar eigenlijk geen bedoeling achter zit, en noemen die illusies dan ‘rede’ of ‘ordening’.

RM: Je klinkt nu bijna als de man in het gekkenhuis die beweert dat alles een complot is tegen hem. Hij ziet overal patronen die er niet zijn en wijst elke andere verklaring af. Begrijp me niet verkeerd, ik wil je niet beledigen - je bent heel rationeel - maar een al te enge blik kan ons net zo goed opsluiten als waanzin.

Johan: (verontwaardigd) Wacht eens, hoor ik het goed? Je vergelijkt mijn atheïsme met krankzinnigheid?

RM: Helemaal niet. Ik zeg alleen: iemand die alléén nog gelooft wat hij in zijn kleine kamertje kan bewijzen, timmert de ramen van dat kamertje dicht. Alles klopt dan misschien binnen die vier muren, maar er komt geen frisse lucht meer in. Een beetje openheid voor het onbekende kan geen kwaad.

Johan: Verwondering heb ik ook wel, hoor. Als ik naar de sterrenhemel kijk, voel ik me onderdeel van iets groots. Maar niets zegt me dat dat ‘groots’ een wezen is of een bedoeling heeft. Het heelal is schitterend, ook zónder God.

RM: De sterrenhemel ís schitterend, daarover zijn we het eens. Alleen zie ik er misschien een kunstwerk in, waar jij alleen de verf en het doek ziet. Het geeft mij zowel troost als vreugde om in die fonkelende kosmos de handtekening van een Maker te lezen.

Johan: Troost, ja. Ik denk dat dáár veel religie uit geboren wordt: mensen zoeken houvast in de gedachte dat er Iemand is die over hen waakt, dat het uiteindelijk goed komt, dat lijden zin heeft… Emotioneel begrijpelijk. Maar is het wáár? Dat blijft mijn struikelblok.

RM: (zacht) Dat begrijp ik. Jij wil oprecht weten of het waar is. Ik ook. We verschillen alleen in wat we aannemelijk vinden. Jij verwerpt alles wat je niet kunt bewijzen; ik aanvaard dat sommige grote waarheden zich niet onder een microscoop laten leggen.

Johan: Zoals het bestaan van God.

RM: Precies. Als God bestaat, is Hij de bron van alles. Zoeken naar God met een verrekijker is als een personage in een roman die met een loep de auteur probeert te vinden door de letters op de pagina te bestuderen. Je zult de schrijver niet letterlijk aantreffen tussen de regels, tenzij hij zichzelf als karakter heeft opgevoerd. Christenen geloven dat dát gebeurd is, maar dat voert misschien te ver voor vanmiddag.

Johan: Mooie vergelijking, dat moet ik toegeven. Al ben ik als personage nog niet overtuigd dat er een Auteur is.

RM: Je bent een taaie scepticus, vriend, en dat kan ik waarderen. Je houdt me scherp.

Johan: Vertel eens eerlijk, bisschop, heb jij nooit getwijfeld? Je klinkt zo zeker van je zaak, en je blijft er vrolijk bij, bijna jaloersmakend. Maar heb je nooit momenten gekend dat je dacht: wat als het allemaal verbeelding is?

RM: (kijkt peinzend voor zich uit) Niet meer, eigenlijk. Ik ontdek meer en meer dat het geloofwaardig is. Het is wel nodig dat je je verstand blijft gebruiken. Ik ben ook maar een mens, geen heilige. Maar elke keer als ik bijna verzonk in zinloosheid, gebeurde er iets kleins - een grap van een vriend, het gekwetter van de vogels s ochtends, of gewoon de geur van spek bij het ontbijt - dat me herinnerde aan het simpele wonder van bestaan. Dan besefte ik weer: ondanks alle ellende is er zóveel dat mooi is, dat niet hoéft te bestaan en er toch is. Voor mij wijst dat alles uiteindelijk terug naar Iemand; ja, inderdaad met een hoofdletter.

Johan: Het aloude “er moet meer zijn tussen hemel en aarde”. Shakespeare had het er al over.

RM: Precies. Noem het hoop, noem het geloof. Voor mij voelt het als thuiskomen bij een waarheid die al die tijd zachtjes in mijn binnenste fluisterde. Ik heb die niet zelf bedacht. Het was er altijd al en ik heb het ontdekt. En ik zie mijn geloof ook niet als het einde van alle vragen, eerder als een avontuurlijke weg vol paradoxen en mysteries. Zoals een lantaarn die genoeg licht geeft om de weg te zien, maar de verte in duisternis laat, zodat elke bocht een verrassing blijft.

Johan: Je maakt er bijna poëzie van, bisschop. Ondanks mijn scepsis zie ik er wel iets moois in.

RM: Ach, uiteindelijk zou ik willen dat je niet alleen de schoonheid, maar ook de waarheid ervan ooit zult proeven. Maar dat is een pad dat ieder voor zich moet bewandelen.

Johan: Misschien, ooit. Voorlopig blijf ik liever bij de zekerheden van feiten en logica. Toch… je hebt me vanavond stof tot nadenken gegeven, dat moet ik toegeven.

RM: En jij mij ook! Je herinnert me eraan dat geloof niet vanzelfsprekend is en telkens opnieuw doordacht mag worden. Daar drink ik op.

Johan: Nou, prima, laten we nog één rondje nemen. Op vriendschap, dan maar?

RM: Op vriendschap. En op de waarheid. Proost. Ik houd alvast een plekje voor je vrij in de kerkbank, voor het geval dát.

Johan: (lachend) Altijd die laatste uitnodiging! Je geeft niet op, hè?

RM: Nooit. Het is te zeer de moeite waard! Ooit zul je misschien tot de vrolijke ontdekking komen dat het universum geen bij elkaar gewaaid toeval is, maar een hemels verhaal. Als dat gebeurt trakteer ik op een pint.

Johan: We zullen zien, mijn vriend. Tot die tijd blijf ik je kritische tegenstander. Met plezier overigens.

RM: En ik jouw paradoxale praatgenoot. Ook met genoegen.

 

+Rob Mutsaerts