Reinier Sonnevelds prikkelende boek Het einde van de hel (gekozen tot theologisch boek van het jaar) poneert de stelling dat een eindeloze, bewuste bestraffing in de hel onverenigbaar is met Gods liefde. Hij suggereert dat de hel veeleer tijdelijk is of de natuurlijke consequentie van menselijke keuze, dan een door God ingesteld “eeuwig strafkamp”. Op zichzelf is dit al een vreemde stelling voor een protestant. Immers feitelijk erken je daarmee het bestaan van het vagevuur. Maar goed, laten we dit even buiten beschouwing.
Er is geen leerstuk dat ik liever zou afschaffen dan het
bestaan van de eeuwige hel, als
ik dat kon. Het is immers zo moeilijk te
rijmen lijkt met een barmhartige God. Toch kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat juist Gods liefde en de door
God geschonken vrije wil de mogelijkheid van een hel impliceren. God schiep
geen marionetten, maar vrije wezens die in staat zijn Hem ook de rug toe te
keren. Echte liefde en goedheid kunnen alleen bestaan bij de gratie van vrije
wil, ook al opent die vrijheid de deur naar het kwaad. Want vrije wil, hoezeer
ze kwaad ook mogelijk maakt, is juist datgene wat iedere liefde, goedheid of
vreugde van waarde mogelijk maakt. Er zijn uiteindelijk maar twee soorten
mensen: zij die tegen God zeggen: ‘Uw wil geschiede’; en zij tot wie God ten slotte zegt: ‘Uw
wil geschiede’.
God respecteert de menselijke keuze zelfs als die keuze zelfdestructief is. De
verdoemden zijn in zekere zin succesvolle rebellen tot het einde toe. Zij
krijgen precies van God wat ze wilden, namelijk autonomie, maar betalen er de
hoogste prijs voor . De hel is geen door God gecreëerde folterkamer; het is de
toestand van een ziel die volhardt in het niet willen van Gods aanwezigheid.
Het is de ziel die Kyrie Elyson niet over zijn lippen kan krijgen.
Ik knik stemmend bij Sonnevelds bezwaar tegen de karikatuur
van de hel als “eeuwig
strafkamp”. God is niet iemand die zielen tegen wil en dank opsluit om hen
eindeloos te kwellen. Niet Gods gebrek aan liefde maar de menselijke afwijzing
daarvan verklaart dat sommigen toch verloren gaan. God wil niemand verloren
laten gaan, maar kan de vrije wil van zijn schepselen niet zomaar negeren
zonder hen tot robots of marionetten te degraderen. Ik zou alles geven om te
kunnen zeggen: ‘Allen zullen gered worden’. Maar mijn verstand vraagt: Zonder hun
wil, of met hun wil? Als uiteindelijk iedereen gered móét worden, ongeacht hun keuze, wordt de
menselijke wil zinloos en zelfovergave aan God betekenisloos. Ware liefde kan
niet worden afgedwongen.
Nogmaals, aan de ene kant kan ik Sonnevelds hartelijk
verlangen onderschrijven om Gods liefde centraal te stellen. De gedachte van
eeuwige pijn is moeilijk te verkroppen. Indien er iemand in de hel belandt,
komt dat niet omdat God te weinig liefhad, maar omdat die ziel Gods liefde definitief
heeft afgewezen. Maar Sonnevelds visie van een tijdelijke hel of automatische
redding voor allen is te optimistisch over de menselijke bereidheid om zich te
bekeren. Sommige mensen heersen liever in de hel dan dat ze dienaar willen zijn
in de hemel, ook als dit bitter weinig geluk oplevert. De hel is uiteindelijk
de ultieme bevestiging van Gods respect voor onze autonomie. Zo bezien is Gods
rechtvaardigheid geen tegenovergestelde van zijn liefde, maar er juist een
onderdeel van: Hij dwingt niemand zijn liefde te beantwoorden. Het is het
gewaagde risico dat God nam toen Hij wezens schiep met het vermogen om “nee”
te zeggen. Wie de hel wil afschaffen om Gods liefde te “redden”,
verliest juist het zicht op de werkelijke aard van die liefde.
De mensheid is geschapen voor de hemel. Maar juist een
liefdevolle God behandelt de mens niet als willoze slaaf. Vrije wil is het hart
van de menselijke waardigheid. Wat hiermee ten diepste samenhangt is morele
verantwoordelijkheid, en daarmee dan weer het drama van de ziel wat
uiteindelijk uitmondt in hemel en hel. Zonder echte keuzemogelijkheid is een
mensenleven geen betekenisvol verhaal: geen zonde en straf, maar ook geen deugd
en beloning. Chesterton verwoordde het aldus: zonder hel is er geen vrije wil.
In zijn ogen is de mogelijkheid van eeuwige afscheiding van God juist een
grimmige indicator van hoe serieus God onze beslissingen neemt. De hel is
daarmee, paradoxaal genoeg, “Gods
grootse compliment aan de realiteit van de menselijke vrijheid en de
waardigheid van menselijke keuze” . Deze beroemde oneliner van Chesterton vat
kernachtig samen dat God de mens zo significant acht, dat Hij zelfs diens “nee”
eerbiedigt. Een liefde die de vrijheid van de geliefde volledig negeert en die
uiteindelijk iedereen koste wat het kost in de hemel zou willen doen belanden,
is geen echte liefde maar goedkope sentimentaliteit.
Juist als men de eeuwige hel afschaft, ondermijnt men de
diepte van Gods liefde én
gerechtigheid. Theologen die alleen nog over Gods liefde willen spreken maar de
hel verzwijgen, lijden aan een oppervlakkig optimisme dat het radicale kwaad in
het menselijk hart niet serieus neemt. Dergelijke softe theologen vergeten
eerst de hel en daarmee uiteindelijk ook God, omdat ze geen oog meer hebben
voor Gods rechtvaardigheid . Als men de duistere mogelijkheid van de vrije wil
negeert, dan verliest ook de verzoening haar betekenis . Het is niet logisch te
spreken over verzoening met God als men ontkent dat men zich ooit van Hem kan
verwijderen.
De gedachte dat uiteindelijk iedereen gered wordt - wat
Sonneveld voorstaat, het zogeheten universalisme of alverzoening - is (en dat
zeg ik als katholiek) altijd verworpen door de Traditie. Niet uit wreedheid,
maar juist om recht te doen aan de menselijke waardigheid. Ik snap de goede
bedoelingen (of wellicht beter gezegd wensgedachten) van Sonneveld, maar het
doet de ernst van onze morele keuzes teniet. Wanneer men denkt dat uiteindelijk
toch wel alles goed komt ongeacht onze respons, verliest men het gevoel van
urgentie en verantwoordelijkheid. God neemt ons ‘ja’ maar ook ons ‘nee’
bloedserieus. Christus klopt voortdurend aan de deur van het hart, maar dat de
deurklink bevindt zich alleen aan de binnenkant. Ik weet wel zeker dat wie zich
oprecht tot God wendt, overvloedige genade en vergiffenis vindt. De hel is geen
lot dat iemand treft die niet hardnekkig alle reddingsboeien heeft afgewezen.
We moeten de mogelijkheid van een eeuwige hel niet te snel
uit ons geloofssysteem schrappen, enkel omdat het ongemakkelijk is. Vergeet niet
dat er ook tragedies zijn voortgekomen uit het niét geloven in een hel. En kijk naar de
geschiedenis: wanneer mensen vergaten dat ze rekenschap aan God moeten
afleggen, groeide de neiging om zichzelf tot God te verheffen, met alle
onderdrukking van dien. De hel is een verschrikkelijk mysterie, maar het is
geen teken van Gods onmacht of wreedheid. Het is eerder het eindpunt van Gods
radicaal ridderlijke houding tegenover zijn schepselen: Hij gunt hen zelfs de
autonomie om Hem te verwerpen.
+Rob Mutsaerts