Gastvrijheid is een
Bijbelse deugd, het is de eigenschap dat je hartelijk en gul bent in het
ontvangen van gasten. Op meerdere plaatsen in zowel het Oude als het Nieuwe
Testament lezen we hierover. Hoe zit het dan met de zogeheten eucharistische
gastvrijheid? Moeten wij iedereen gastvrij uitnodigen om de H.Communie te
ontvangen? De kwestie is wederom actueel nu een groep Duitse protestantse en
katholieke theologen voor wederzijdse eucharistische vrijheid pleiten in een
mede door de voorzitter van de Duitse Bisschoppenconferentie ondertekend
document Samen aan tafel van de Heer. De Congregatie voor de Geloofsleer heeft
hier onlangs nog kritiek op geuit.
Uitgangspunt van de katholieke Kerk is dat eucharistische gemeenschap volledige kerkgemeenschap veronderstelt. Vanuit katholiek perspectief is die niet aanwezig bij protestantse denominaties en kan er derhalve geen sprake zijn van zowel kerk- noch van eucharistische gemeenschap. Hoe bovengenoemd document dan kan beweren dat er geen theologische belemmeringen zijn voor wederzijdse deelname aan Avondmaal / Eucharistie is mij een raadsel. De Duitse theologen zijn van mening dat het doopsel de enige voorwaarde is om de Communie te ontvangen. Voor bisschop Bätzing is dit voldoende om op de oecumenische Kirchentag volgend jaar in Frankfurt iedereen uit te nodigen voor de Communie. Ter legitimatie wordt nog aangevoerd dat “het geweten leidend is, zelfs als de argumenten geen steek houden”. Hiermee is men de dwaalweg van het relativisme ingeslagen. Deze weg werd al eerder ingeslagen in de kwestie van de toelating tot de Communie van de hertrouwd gescheidenen. Het relativisme wil best de onontbindbaarheid van het huwelijk erkennen, maar tegelijk in afzonderlijke gevallen het geweten aanvaarden als doorslaggevend. Wat algemeen geldt verliest in deze redenering in afzonderlijke gevallen haar geldigheid. Hiermee kun je alles naar believen relativeren en goedkeuren.
Dan beroepen de Duitse theologen zich ook nog op het volgende. Het vroege christendom kende een veelvoud aan gemeenschapstructuren en wijzen waarop gevierd werd die pas later door bisschoppen in wetgeving vastgelegd werden. De Reformatie verwerpt de Apostolische Traditie (sola scriptura) als louter mensenwerk. Het tweede Vaticaans Concilie (Dei Verbum) denkt daar duidelijk anders over. Het Concilie houdt eraan vast dat de Bijbel een product is van de Kerk en de Kerk dus autoriteit heeft over de uitleg van de Schrift.
Wat ook opvalt is dat het Duitse document nauwelijks aandacht schenkt aan het offerkarakter van de eucharistie, dat van oudsher de primaire plaats inneemt; het maaltijdkarakter is secundair. Probleem is ook dat men een scheiding aanbrengt tussen Christus en de Kerk. Stellig wordt beweerd dat Jezus de enige gastheer is van de eucharistie. Het zou de Kerk niet toekomen toelatingscriteria vast te leggen. Dat miskent het gegeven dat Christus het hoofd van de Kerk is, onlosmakelijk verbonden met het lichaam de Kerk. Door het doopsel als enig toelatingscriterrium te eisen, miskent men ook nog eens het wezen van het doopsel, waardoor de dopeling wordt opgenomen in de katholieke resp. protestantse kerk en daarmee instemt met de geloofsbelijdenis van die Kerk. Onderling verschillen diep wezenlijke punten.
Daarbij komt vervolgens nog eens bij dat de eucharistie ten nauwste verbonden is met het sacramentele priesterschap. Het document gaat voor leidinggevende functies weliswaar uit van de noodzakelijkheid van het gewijde ambt resp. beroeping, maar wat betekent dat als de ‘Kerk’ zoals omschreven in het document nauwelijks theologisch gedefinieerd wordt. Als de protestantse kerken in Duitsland het dan ook nog eens uitdrukkelijk mogelijk maken dat het Avondmaal ook zonder ambtsdrager gevierd kan worden, is de verwarring compleet. Het lijkt erop dat men zich Luther’s uitspraak eigen heeft gemaakt: “Wie gedoopt is, is pastoor, bisschop en paus tegelijk”.
Wezenlijk is natuurlijk dat men het niet eens kan worden over de betekenis van de realis presentia van Christus in het sacrament. Dat in elk eucharistisch gebed de eenheid met de paus verwoord wordt, alsmede de gemeenschap van de heiligen en dan ook nog eens het gebed voor de overledenen opgenomen is maakt het helemaal problematisch. Protestanten aanvaarden geen van drieën, maar worden in geval van intercommunie wel geacht dit te bidden. We gaan immers geen eucharistische gebeden aanpassen.
Wat voor de Congregatie voor de Geloofsleer het zwaarst weegt is dat de eenheid in eucharistie zonder eenheid in geloof het gevaar met zich meebrengt de geloofsverschillen te relativeren. Reactie van de Duitse Bisschoppenconferentie: “bij de komende oecumenische Kirchentag zullen we gemeenschappelijk maaltijd houden”. Hopeloos.