Tap eens uit een ander vaatje

Onlangs werd ik gebeld door een journaliste. Onderwerp: de krimpende kerk. Die krimp zet nog wel even door. “Of ik dat jammer vond?” “Bestaat de Kerk over 25 jaar nog?” “Is dat erg voor de samenleving?”. Dat soort vragen.

Ik gaf zo mijn antwoorden. De journaliste meende uit mijn antwoorden te mogen opmaken dat ik van mening was dat het allemaal echt gebeurd is wat de evangelisten ons gemeld hebben over Jezus. Dat is inderdaad het geval. Dat vond ze heel raar. Ze meldde heel open dat ze in het geheel niet gelovig is en ook niets wist van het katholieke geloof (behalve dan dat pastoors niet mogen trouwen), maar dat er mensen zijn die de Bijbel als historisch document zien, daar stond ze van te kijken. Dat was toch iets van vroeger?

Ik vroeg haar of zij vermoedde dat Jezus wel echt bestaan heeft. Ze meende toch echt te weten van niet. De Bijbel was toch een kwestie van een mooi verzonnen verhaal met een mooie moraal. Een soort sprookjesboek dus. Ik vroeg haar of zij van mening was dat Caesar Augustus echt geleefd heeft. Daar had ze helaas nog nooit van gehoord. Nog maar een poging gewaagd: Napoleon dan? Ja, die kende ze: “Daar zijn gewoon historische verslagen van”. Ik zei haar dat er van Jezus ook diverse historische verslagen zijn. Het is aan te wijzen in welke tijd Hij leefde, in welk land en in welke plaatsen welke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en wat Hij gezegd heeft. Er zijn ooggetuigenverslagen van.

“Hoe weten we of die betrouwbaar zijn”, zo ging zij verder. Nou op dezelfde manier als de bronnen die verslag doen van Caesar Augustus en Napoleon: door degelijk historisch onderzoek. Haar slotconclusie luidde: “Nou ja, het maakt allemaal niet zoveel uit of die Jezus echt bestaan heeft, het gaat er in jullie geloof toch om dat je je er goed bij voelt, dat het je kan troosten en dat soort dingen?” Nee, mevrouw, daar gaat het helemaal niet om. Enfin, de verwarring was groot. Wellicht dat om die reden een verslag van het gesprek tot op heden niet gepubliceerd is.

Je moet goed thuis zijn in de sportwereld - en dan nog in een specifieke tak van sport - wil je een plek verwerven op de sportredactie van een krant. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het economisch katern, de financiële bijlage of de wetenschapspagina. Het heeft geen zin een hockeykenner een interview te laten afnemen met een metafysicus. De verkeerde vragen worden gesteld en de relevantie van de antwoorden niet onderkend. Een smartlappenkenner op pad sturen naar bluesfanaat Johan Derksen schiet ook niet op. Dat snapt iedereen. In de praktijk doet men dat ook niet. Maar men stuurt rustig een meisje met nul inhoudelijke kennis van religieuze zaken op pad om een artikel over Kerk en geloof te schrijven. Het resultaat is meestal een weergave van de Kerk conform het beeld dat de journalist van de Kerk heeft. En zo groeit de onwetendheid en worden de vooroordelen in stand gehouden.

Nee, ik pleit niet voor kerkvriendelijke journalistiek. Journalisten moeten hun werk doen, dat wil zeggen kritisch zijn. (De Kerk zelf geeft daartoe aanleiding genoeg). Maar kennis van zaken is aanbevelenswaardig. En eens een keer uit een ander vaatje tappen dan gebruikelijk. Want het is al tijden wel erg simplistisch en slaapverwekkend clichématig.

(4 augustus geplaatst op KN.nl)