Buiten op het kerkplein wordt een levensechte kerststal gebouwd. Met Maria en Jozef. Er lopen schapen rond en ezeltjes. En er is een engel. Er komt juist een overheidsdienaar even kijken. Hij zegt tegen de kerststalbouwers:
- Die engel is een probleem. Zo’n engel is een religieus symbool en dat ligt tegenwoordig een beetje gevoelig. En aangezien jullie voor deze stal een vergunning moeten aanvragen, moet je daar iets aan doen. Het lijkt allemaal iets te veel op dat bijbelse kerstverhaal. We moeten niet-gelovigen niet voor het hoofd stoten.
- Nou , denken de bouwlui, als we nou naast de os en de ezel een paar rendieren zetten, dan zijn we van dat probleem af.
- Dat zou wel helpen, zegt de overheidsdienaar,maar voor de zekerheid doen we er ook nog maar een paar elfjes bij, en een sneeuwman.
- De kerststalbouwers vragen zich af wat een sneeuwman met de geboorte van het Kind Jezus te maken heeft, maar ze doen er het zwijgen toe.
- En dan nog iets, zegt de bezoeker, die beelden van Maria en Jozef moeten niet blij kijken, nee, ze moeten iets uitstralen van teleurstelling en doffe gelatenheid van daklozen in een volgevreten harde onverschillige maatschappij.
- Maar Maria en Jozef waren helemaal niet dakloos, zegt weer een andere kerststalbouwer, de herberg was gewoon vol.
Dan komt er een vrouw aanlopen. Ze vindt dat het wikkelen van een kind in doeken een vorm van kindermishandeling is. Als jullie nou een pleidooi houden voor alleenstaande bijstandsmoeders, dan kan ik me er wel in vinden.
- Maar Maria was helemaal geen alleenstaande bijstandsmoeder.
Toen voegde zich iemand van de Dierenpartij bij het gezelschap. Die wilde weten of de dieren gedrogeerd waren.
- Nee, zegt Willy, die beesten van ons zijn gewoon aardige rustige beesten. Maar de dierenpartij wilde er niks van weten en vond bovendien dat het gebruik van de kribbe voor een baby een inbreuk is op de rechten van de dieren. Het is hier veel te vol: alle mensen moeten weg uit de stal!
- De elfjes ook?, vraagt Toon cynisch.
Er kwam weer iemand aan. Wat nou weer, denken de bouwers. Vindt u misschien dat die herders wegmoeten omdat ze de schapen gevangen houden?
- Nee, zegt de vrouw, ik kom u melden dat de 3 koningen gearriveerd zijn.
-Heel typerend, zegt de vrouw die er nog steeds bijstaat. Natuurlijk 3 mannen. Waarom geen vrouwen. Bovendien, als het 3 vrouwen waren geweest, dan waren ze er veel eerder geweest. Die hadden overdag gewoon de weg gevraagd.
- Een kalme stem zegt: Jullie hebben een mooie stal gebouwd, een echt mooi bijbels tafereel van het Kind dat de wereld zal veranderen.
- Eindelijk een normaal iemand, denkt de groep.
-Maar er is wel één ding, zegt de man, Religieuze feesten zijn belangrijk, maar het is nog belangrijker als we het met iedereen samen kunnen vieren. Kan die engel in plaats van ‘Gloria in Excelsis Deo’ niet ‘Jingle Bells’ zingen?
Waarom laten we het kerstverhaal het kerstverhaal niet. Waarom laten we het Bijbelse verhaal niet het Bijbelse verhaal? Overtuigt het kerstverhaal zelf niet? Hoe concreet is dit Bijbelse kerstverhaal? Hoe voorstelbaar is het dat God naar ons toekomt? En dat het allemaal zo gebeurd is zoals Lucas het ons vertelt. Het is heel moeilijk te aanvaarden, dat God zó komt, zo zonder fratsen. Want ja, wat is er dan zo anders geworden sinds zijn komst op aarde? De wereld is niet ingrijpend veranderd door Jezus’ komst. Dat kunnen we navoelen. Ook anno nu is er nog zoveel nacht en duisternis die niet wordt verdreven. Dichtbij en ver weg. Mensen die extra eenzaam zijn met de Kerst, alleen met de herinneringen aan hun levenspartner die gestorven is. Mensen in angstige stilte, omdat de telefoon niet gaat, die brief niet komt, de stem niet meer spreekt, of omdat het gezicht van de dokter boekdelen sprak. Mensen met tragische herinneringen aan hun jeugdjaren door toedoen van Gods personeel die naam niet waardig. De donkere hoekjes van ons bestaan, daar waar ons leven stilgevallen is. Hoe kan het daar licht worden? Wat kan het Kerstkind daaraan doen, ook al is het een goddelijk kind?
Inmiddels is het meer dan 2000 jaar later.
Het is Kerstmis 2019. God roept de engel Michaël en duivel Lucifer bij zich en zegt:
- Hoe is het met de mensheid? Ja, ik wil het weten. Wat is er sinds dat mijn Zoon op aarde is geweest veranderd? Ik stuur jullie beiden naar beneden om poolshoogte te nemen en Mij daarover te rapporteren. Het gaat slechts om een steekproef, ga naar een plaats die niet veel groter is dan Bethlehem. Ga vandaag maar. Het is bijna Kerstavond, dat lijkt Mij een goede gelegenheid.
De engel en de duivel, ze dalen af naar de aarde. En daar lopen ze dan: Michaël en Lucifer, incognito door De stad. Ze kijken hoe het er op aarde aan toe gaat. Ze lopen door de winkelstraat en kijken naar de overvolle winkels.
- “Kijk, dat is allemaal mijn werk”, zegt Lucifer:” luxe, overdaad, de mensen weten van gekkigheid niet meer wat ze nu nog moeten kopen. Ik bied ze verstrooiing, afleiding, genot, en nog veel meer. Ik bied ze een leven op aarde zonder God”. Lucifer loopt zichtbaar te genieten.
Michaël kijkt en daar ziet hij bij De boekwinkel de Bijbel liggen. “Is dat ook jouw werk?”, vraagt hij.
Lucifer kijkt even achteloos om.” Jazeker. Dat is zo’n mooie uitgave dat die alleen in de kast staat. Zo hebben de mensen het idee dat ze een Bijbel hebben, maar ze lezen er nooit in. Ik zorg daarbij voor een overvloed aan reclamedrukwerk en pulpbladen, ik zorg voor een stortvloed aan TV- programma’s, ik zorg voor roddelbladen, dat leest veel lekkerder.”
Ze lopen door en komen langs een kerk.
- “Dat is ons werk”, zegt de engel Michaël, “dat deze kerken er staan, waar Gods lof wordt gezongen, waar uit de Bijbel wordt gelezen, waar kinderen worden gedoopt, waar de Eucharistie wordt gevierd”.
- “Ach wat ..., laat mij nog even doorwerken”, zegt Lucifer. “Over een paar jaar maak ik er een sporthal van. Gezondheid, status, dat zijn hun nieuwe goden. En dus ben ik hun nieuwe god”.
Ze passeren de scholen. “Zie je dat, zegt Michaël, St. Janslyceum, een katholieke school. En zie je de straatnamen hier; allemaal heiligennamen. Dat is ons werk, deze scholen en straten hebben namen van heiligen als inspiratiebron”.
- “Ach, laat me niet lachen”, zegt Lucifer. “What’s in a name? Denk je dat de jongeren die heiligen nog kennen? Geef me nog tien jaar en die namen zijn verdwenen”.
Ze zien een oude vrouw met een scootmobiel.
- “Kijk”, zegt Michaël, “ dat is toch maar mooi bereikt, meer zelfstandigheid voor ouderen, zodat ze vitaal blijven en deel kunnen blijven uitmaken van de maatschappij. Allemaal uit mooie christelijke overwegingen. Mensen hebben zorg voor elkaar”.
- “Ach wat,” zegt Lucifer.” Dat waren eens allemaal broeders en nonnen. Toen kwamen de vrijwilligers, maar nu doen ze het voor het geld. Als ze ergens anders meer kunnen verdienen, moet je eens kijken of er nog iemand naar omkijkt”.
Het is Kerstavond. Ze komen bij de kathedraal. Ze kijken naar de kerststal, naar de beelden van het Kind Jezus, Maria en Jozef, en naar het ezeltje en naar de schaapjes. “Kijk, dat is mijn goede vriend Gabriël”, zegt Michaël trots. “Zie je die volle kerk, ouders, kinderen, grootouders, allemaal voor Jezus, Gods Zoon”.
- “Ach wat”, zegt duivel Lucifer, “dat is sentiment, dat heb ik op kunnen kloppen, zoete gevoelens, maar thuis is het eten en drinken en ruzie maken. De kracht is eruit, ze weten niets meer van Jezus, helemaal niets meer, ze vieren een onbekende en daar ga ik mee door. Straks is er alleen nog maar die hohoho-blatende kerstman. Dan is God pas echt verdwenen. Dat is mijn overwinning. Je ziet, ik heb meer succes dan jij”.
Ze moeten terug naar boven en verschijnen weer voor Gods troon.” Hoe is het met de mensheid?”, vraagt God, wat adviseren jullie Mij wat de mensheid betreft?“
- “Geef me nog tien jaar”, zegt Lucifer “en alles is van mij”.
- “Ik vraag geen tijd”, zegt Michaël, “ ik zie wat ik zie, de eeuwen door. De wéreld is niet veranderd. Maar dankzij het Kind in de kribbe zijn er wel veel mènsen veranderd. En dat gebeurt nog steeds”.
“Ik weet genoeg”, zegt God.
Soms, soms ben ik bang dat Jezus het niet haalt in deze wereld. Soms ben ik bang dat God zal zeggen: ‘Ik had beter moeten weten, mensen waarheid leren is waanzin. En mijn Kerk toevertrouwen aan mensen, dat is vragen om problemen’. En toch. Ik zie mensen die in Gods geest leven, ik zie mensen die in het voetspoor van Jezus gaan en licht verspreiden. Naast de brutalen en de schurken zijn zij er ook. Ze halen het nieuws niet, want ze zijn als verborgen zaad. Een kerstman, sneeuwman of elfje kan dit niet bewerkstelligen. Het Kind in de kribbe wel.