Een prettig gesprek met een atheïst.

Silva Ducis, een gezellig café aan de Parade in de hertogstad, schuin tegenover de Sint Jan, op een zonnige namiddag.  Daar zitten we dan: Johan, de rationele betweter, de man die deugt en tegelijk ongemanierd is. Hij is van mening dat de Bijbel een sprookjesboek is, dat geloof nergens op gebaseerd is. Hij brengt de tijd liever door met bluesmuziek. Naast hem ben ik aangeschoven. Johan drinkt koffie, voor mij staat een prachtige Trappist dubbel.

RM: Op je gezondheid! Op God en op goed bier!

Johan: (grijnzend, tikt zijn koffiekop tegen mijn glas) Op het bier wil ik best drinken, maar laten we God erbuiten laten. Die heeft deze Trappist niet gebrouwen, hoor. Monniken misschien, maar niet Onze Lieve Heer zelf.

RM: Toch wel, op een bepaalde manier. Uiteindelijk heeft Hij gerst en water gemaakt, en zelfs de brouwer die het recept bedacht. Zonder God geen bier, geen café, geen gesprek tussen ons tweeën.

Johan: Haha, dat is wel een heel creatieve manier om God toch stiekem overal de eer voor te geven. Straks zeg je nog: als er geen God bestond, zouden er geen atheïsten zijn.

RM: Dat is ook zo. Ik meen het echt. Kijk, het feit dat jij jezelf atheïst noemt, betekent dat je je definitie ontleent aan iets dat je ontkent. Zonder een idee van God, waar zou je dàn niet in geloven?

Johan: Tja, ik zou mezelf misschien gewoon een vrijdenker noemen. Feit blijft: ik zie geen greintje bewijs voor het bestaan van een godheid. De wereld om ons heen functioneert prima zonder bovennatuurlijke aannames.

RM: Functioneert de wereld echt prima? Je kijkt naar deze werkelijkheid en ziet alleen een machine die loopt?

Johan: Ik zie een prachtig universum vol natuurwetten. Geen machine, eerder een groot kosmisch spel van oorzaak en gevolg. Geen aanwijzing dat er een regisseur of poppenspeler achter de schermen zit die de touwtjes in handen heeft.

RM: Maar ook een spel heeft spelregels. En regels veronderstellen een bedenker of op zn minst een scheidsrechter. De natuurwetten die jij roemt - zwaartekracht, lichtsnelheid, noem maar op - zijn opmerkelijk consistent, bijna alsof iemand het netjes zo heeft afgesteld.

Johan: (met een spottende glimlach) Zoals een keurig Zwitsers horloge, zeker? Luister, we hebben wetenschappers als Newton en Darwin gehad die lieten zien dat je geen bovennatuurlijk handje nodig hebt om orde uit chaos te krijgen.

RM: Orde uit chaos, zeg je? Wat een wonderlijk toeval! Je citeert de Bijbel. Nou ja, bijna dan Er moet licht zijn!” - en er wás licht. Alleen zeg jíj dat het licht vanzelf aanknipte zonder dat iemand bij de schakelaar omzette. Newton was overigens een gelovig man.

Johan: Wetenschap toont aan dat complexiteit kan ontstaan uit eenvoud. Evolutie bijvoorbeeld verklaart hoe het leven zich ontwikkeld heeft; daar is geen goddelijke interventie voor vereist.

RM: Ik heb nooit een slecht woord gezegd over echte wetenschap. Integendeel, ik bewonder haar. Een goede detective weet sporen te lezen. Elke echte wetenschapper is als een speurder die uitzoekt hoe de misdaad is gepleegd, of in dit geval wat er aan het ontstaan van alles vooraf gegaan is. Maar zelfs de beste detective beantwoordt slechts de vraag hoe iets is gebeurd, niet per se waarom.

Johan: (fronst) Waarom”,  bedoel je daarmee de oorzaak van ons bestaan? Daar moeten we misschien het toeval als antwoord accepteren. Niet bevredigend, maar wel eerlijk.

RM: Toeval als ultieme verklaring? Dat vind ík pas een sprookje. Je noemt mijn geloof een sprookje, maar gelóóft dat het grootste meesterwerk - het heelal en het leven zelf - zomaar per ongeluk is ontstaan. Dat is alsof je denkt dat er een explosie in een drukkerij plaatsvond en de rondvliegende letters toevallig een spannend verhaal vormden.

Johan: Nou, zo zou ik het niet stellen… Er is natuurlijke selectie aan het werk, geen blinde greep in bakken met letters. Maar goed, ik begrijp je punt: jij ziet bedoeling waar ik toeval zie.

RM: Yep. Ik zie bedoeling, ontwerp, een verhaal. Voor mij is de wereld als een boek vol betekenis, en een boek wijst op een auteur.

Johan: Interessant beeld, maar als de wereld een boek is, is het dan niet een nogal chaotisch verhaal? Sommige hoofdstukken zijn ronduit gruwelijk.

RM: En daar raken we een gevoelig hoofdstuk: het kwaad in de wereld, het lijden, al die gruwelen. Je hebt gelijk, dat is het moeilijkste deel van ons verhaal.

Johan: Inderdaad. Dáár zit ik altijd mee: als er een almachtige en goede God bestaat, waarom is er dan zoveel leed? Oorlogen, ziekte, onschuldigen die lijden. Dat lijkt me een sterke aanwijzing tégen een liefhebbende schepper.

RM: (peinzend starend in het donkerbruine bier) Het ís ook een kwellende vraag. Elke gelovige worstelt ermee, ik net zo goed. Maar laat me een gedachte met je delen: we noemen deze dingen ‘kwaad’ en ‘leed’, met andere woorden, we herkennen ze als dingen die niet zouden moeten zijn.

Johan: Uiteraard, omdat ze negatief zijn voor bewuste wezens zoals wij. Dat is een menselijke waardebeoordeling.

RM: Maar waarom voelen we zo sterk dat het niet hóórt? Als de wereld puur natuur is - alleen maar materie, neutraal en onverschillig - waarom zouden we ons dan verontwaardigd voelen over onrecht? Een steen stoort zich niet aan een andere steen die naar beneden rolt. Een tijger voelt geen moreel berouw als hij een hert verscheurt. Alleen wij, mensen, roepen ‘dit mag niet!’ Alsof ergens een hoger moraalwetboek bestaat dat overtreden is.

Johan: We hebben als denkende wezens empathie en verstand ontwikkeld – een besef dat we elkaar nodig hebben. Moraal is een sociaal contract, ingegeven door evolutie omdat samenwerken handig is. Daar heb je geen kosmische rechter voor nodig.

RM: Zeker, samenwerking is nuttig. Maar mensen prijzen juist vaak morele daden die niet nuttig zijn voor henzelf. En we keuren daden af, zelfs al komen de daders ermee weg. Het voelt soms echt alsof er een onzichtbare scheidsrechter is die fluit bij overtredingen, zelfs als er geen publiek is.

Johan: Je bedoelt geweten? Dat is gewoon iets dat ons brein voortbrengt, gevormd door miljoenen jaren evolutie.

RM: Misschien. Maar waarom bewonderen we iemand die het juiste doet tégen zijn eigenbelang in? En waarom walgen we van wreedheid, zelfs als de wrede sterk staat en wint? In de natuur geldt het recht van de sterkste, de ‘survival of the fittest’. Maarr is íets in ons dat schreeuwt dat goed en kwaad écht bestaan, niet louter als voorkeur of handig samenlevingscontract.

Johan: Toch blijft het probleem staan: als er een goede God is die al het kwaad háát, waarom grijpt Hij dan niet in? Waarom zoveel ellende toestaan door de geschiedenis heen?

RM: Ja, dat is de grote vraag. Misschien - zo stel ik me voor - omdat God geen marionettentheater wilde. Hij schiep wezens met een eigen wil, die het goede kunnen kiezen… of het kwade. Vrijheid is een riskant cadeau. Je kunt een kind een doos stiften geven om mooi mee te tekenen, maar hij kan er ook het behang mee bekladden.

Johan: Maar als dat kind vervolgens brand sticht, zou je toch ingrijpen?

RM: God hééft ingegrepen, zou een katholiek zeggen, door op een beslissend moment zélf het toneel te betreden in de persoon van Jezus. Niet om onze vrije wil af te pakken, maar om ons het ultieme Goede te laten zien, zelfs te midden van ons kwaad.

Johan: Dat klinkt mooi, maar ondertussen is de wereld nog steeds een bak ellende.

RM: Zeker. Het christelijke verhaal zegt dat de strijd nog gaande is. Kwaad is als een opstandeling: aanwezig, maar niet legitiem. Ik zie het zo: we noemen iets kwaad juist kwaad omdat we een besef hebben van een betere wereld, van een soort verloren paradijs op de achtergrond waartegen het kwaad afsteekt.

Johan: Je dicht de mensheid wel erg veel intuïtieve herinnering aan een paradijs toe, vind je niet?

RM: Misschien wel. Maar sta eens stil bij je eigen verontwaardiging. Jij gelooft niet in een hemel, en toch voel je dat er iets niet klopt aan de wereld. Alsof er iets gebroken is dat ooit heel geweest is en weer geheeld moet worden. Dat gevoel hebben gelovigen én ongelovigen. Vreemd, nietwaar? Heimwee hebben naar een thuis waarvan je beweert dat het nooit heeft bestaan.

Johan: (zwijgt, staart in zijn koffie) Hmm. Zo had ik het nog niet bekeken. We voelen inderdaad dat de wereld beter zou moeten zijn dan hij is.

RM: Precies. Dat morele heimwee is een oerinstinct, een aanwijzing. Net als een prachtig schilderij met een lelijke vlek: die vlek stoort ons omdat de rest van het schilderij duidelijk mooi bedoeld is.

Johan: Aardige metafoor. Maar vind je niet dat je hierin misschien wel erg veel leest? Je gebruikt veel beeldspraak en poëzie om iets te verklaren waarvoor simpelweg geen bewijs is.

RM: Maar misschien heeft de waarheid een poëtisch hart. Jij eist harde bewijzen, concrete feiten. Die zijn belangrijk, maar niet alles. Is er volgens jou dan niets dat je niet onder een microscoop kunt leggen, maar toch echt bestaat? Je kunt niet met microscoop de betekenis van een bluesnummer aantonen, en tóch heeft het betekenis.

Johan: We dwalen nu af. Ik begrijp je punt: de wetenschap is beperkt tot het meetbare. Maar het meetbare is nu eenmaal al wat we zeker hebben.

RM: Zijn we daar zo zeker van? Zelfs het vertrouwen van je eigen redenatie is uiteindelijk een sprong in het onbekende. Als ons denken louter een chemisch proces is in onze hersenen, waarom zou het ons dan ooit naar de waarheid leiden? We vertrouwen erop dat logica universeel geldt, dat 2+2 overal en altijd 4 is. Dat vergt eigenlijk al een vleugje geloof: een vertrouwen dat het universum rationeel en begrijpelijk is.

Johan: Maar dat is toch precies wat de wetenschap aantreft: een rationeel, consistent universum. Daar is geen geloof voor nodig, dat zien we gewoon.

RM: We zien het, ja, maar we hadden evengoed in een chaotisch universum zonder orde kunnen leven. Het is net of ons verstand als sleutel precies past op het slot van de werkelijkheid. Ik noem dat geen toeval, maar een wonderlijke afstemming tussen onze geest en een rationele schepping.

Johan: Of we zijn gewoon geëvolueerd om patronen te herkennen in een kosmos waar eigenlijk geen bedoeling achter zit, en noemen die illusies dan ‘rede’ of ‘ordening’.

RM: Je klinkt nu bijna als de man in het gekkenhuis die beweert dat alles een complot is tegen hem. Hij ziet overal patronen die er niet zijn en wijst elke andere verklaring af. Begrijp me niet verkeerd, ik wil je niet beledigen - je bent heel rationeel - maar een al te enge blik kan ons net zo goed opsluiten als waanzin.

Johan: (verontwaardigd) Wacht eens, hoor ik het goed? Je vergelijkt mijn atheïsme met krankzinnigheid?

RM: Helemaal niet. Ik zeg alleen: iemand die alléén nog gelooft wat hij in zijn kleine kamertje kan bewijzen, timmert de ramen van dat kamertje dicht. Alles klopt dan misschien binnen die vier muren, maar er komt geen frisse lucht meer in. Een beetje openheid voor het onbekende kan geen kwaad.

Johan: Verwondering heb ik ook wel, hoor. Als ik naar de sterrenhemel kijk, voel ik me onderdeel van iets groots. Maar niets zegt me dat dat ‘groots’ een wezen is of een bedoeling heeft. Het heelal is schitterend, ook zónder God.

RM: De sterrenhemel ís schitterend, daarover zijn we het eens. Alleen zie ik er misschien een kunstwerk in, waar jij alleen de verf en het doek ziet. Het geeft mij zowel troost als vreugde om in die fonkelende kosmos de handtekening van een Maker te lezen.

Johan: Troost, ja. Ik denk dat dáár veel religie uit geboren wordt: mensen zoeken houvast in de gedachte dat er Iemand is die over hen waakt, dat het uiteindelijk goed komt, dat lijden zin heeft… Emotioneel begrijpelijk. Maar is het wáár? Dat blijft mijn struikelblok.

RM: (zacht) Dat begrijp ik. Jij wil oprecht weten of het waar is. Ik ook. We verschillen alleen in wat we aannemelijk vinden. Jij verwerpt alles wat je niet kunt bewijzen; ik aanvaard dat sommige grote waarheden zich niet onder een microscoop laten leggen.

Johan: Zoals het bestaan van God.

RM: Precies. Als God bestaat, is Hij de bron van alles. Zoeken naar God met een verrekijker is als een personage in een roman die met een loep de auteur probeert te vinden door de letters op de pagina te bestuderen. Je zult de schrijver niet letterlijk aantreffen tussen de regels, tenzij hij zichzelf als karakter heeft opgevoerd. Christenen geloven dat dát gebeurd is, maar dat voert misschien te ver voor vanmiddag.

Johan: Mooie vergelijking, dat moet ik toegeven. Al ben ik als personage nog niet overtuigd dat er een Auteur is.

RM: Je bent een taaie scepticus, vriend, en dat kan ik waarderen. Je houdt me scherp.

Johan: Vertel eens eerlijk, bisschop, heb jij nooit getwijfeld? Je klinkt zo zeker van je zaak, en je blijft er vrolijk bij, bijna jaloersmakend. Maar heb je nooit momenten gekend dat je dacht: wat als het allemaal verbeelding is?

RM: (kijkt peinzend voor zich uit) Niet meer, eigenlijk. Ik ontdek meer en meer dat het geloofwaardig is. Het is wel nodig dat je je verstand blijft gebruiken. Ik ben ook maar een mens, geen heilige. Maar elke keer als ik bijna verzonk in zinloosheid, gebeurde er iets kleins - een grap van een vriend, het gekwetter van de vogels s ochtends, of gewoon de geur van spek bij het ontbijt - dat me herinnerde aan het simpele wonder van bestaan. Dan besefte ik weer: ondanks alle ellende is er zóveel dat mooi is, dat niet hoéft te bestaan en er toch is. Voor mij wijst dat alles uiteindelijk terug naar Iemand; ja, inderdaad met een hoofdletter.

Johan: Het aloude “er moet meer zijn tussen hemel en aarde”. Shakespeare had het er al over.

RM: Precies. Noem het hoop, noem het geloof. Voor mij voelt het als thuiskomen bij een waarheid die al die tijd zachtjes in mijn binnenste fluisterde. Ik heb die niet zelf bedacht. Het was er altijd al en ik heb het ontdekt. En ik zie mijn geloof ook niet als het einde van alle vragen, eerder als een avontuurlijke weg vol paradoxen en mysteries. Zoals een lantaarn die genoeg licht geeft om de weg te zien, maar de verte in duisternis laat, zodat elke bocht een verrassing blijft.

Johan: Je maakt er bijna poëzie van, bisschop. Ondanks mijn scepsis zie ik er wel iets moois in.

RM: Ach, uiteindelijk zou ik willen dat je niet alleen de schoonheid, maar ook de waarheid ervan ooit zult proeven. Maar dat is een pad dat ieder voor zich moet bewandelen.

Johan: Misschien, ooit. Voorlopig blijf ik liever bij de zekerheden van feiten en logica. Toch… je hebt me vanavond stof tot nadenken gegeven, dat moet ik toegeven.

RM: En jij mij ook! Je herinnert me eraan dat geloof niet vanzelfsprekend is en telkens opnieuw doordacht mag worden. Daar drink ik op.

Johan: Nou, prima, laten we nog één rondje nemen. Op vriendschap, dan maar?

RM: Op vriendschap. En op de waarheid. Proost. Ik houd alvast een plekje voor je vrij in de kerkbank, voor het geval dát.

Johan: (lachend) Altijd die laatste uitnodiging! Je geeft niet op, hè?

RM: Nooit. Het is te zeer de moeite waard! Ooit zul je misschien tot de vrolijke ontdekking komen dat het universum geen bij elkaar gewaaid toeval is, maar een hemels verhaal. Als dat gebeurt trakteer ik op een pint.

Johan: We zullen zien, mijn vriend. Tot die tijd blijf ik je kritische tegenstander. Met plezier overigens.

RM: En ik jouw paradoxale praatgenoot. Ook met genoegen.

 

+Rob Mutsaerts

Open brief aan onze jongeren

Open brief aan onze jongeren

Rebellie tegen de leegte

Beste jongeren, laten we eerlijk zijn: we leven in een tijdperk dat alles in twijfel trekt, behalve de twijfel zelf. Jullie worden overspoeld door stemmen die beweren dat er geen absolute waarheid bestaat, dat je vooral open-minded” moet zijn en niets definitief moet aannemen. Maar louter een open geest hebben is op zichzelf niets . Bovendien horen jullie wellicht dat vrije gedachte” het hoogste ideaal is van de moderne mens. Toch wordt wat tegenwoordig vrije gedachte heet vaak juist gewaardeerd omdat het vrijheid ván denken is -  een soort zorgeloze afwezigheid van echte diepgang . Het resultaat? Een kakofonie van meningen, maar weinig houvast. Geen wonder dat velen van jullie zich soms verloren voelen in relativering en zinloze drukte.

Toch merk je te midden van deze verwarring een diepere honger in jezelf. Onze tijd gaat van crisis naar crisis, en dat schept een zekere hopeloosheid, die paradoxaal genoeg jongeren aanspoort te zoeken naar iets dat groter is dan het nu” . Velen van jullie stellen de vraag: Wie ben ik, waarom besta ik eigenlijk?”, indringende vragen waarop steeds meer jongeren proberen een antwoord te vinden. Deze spirituele zoektochten zijn geen zwaktebod maar een stille rebellie tegen de leegte.

Ik begrijp jullie scepsis en verwarring. Jullie leven in een wereld die cynisch lacht om geloof en waar twijfel de mode is. Maar onthoud dit: juist het feit dát jullie verlangen naar waarheid en zin niet is afgestompt, bewijst dat er iets in jullie leeft dat zich niet laat sussen met oppervlakkigheid. Dat verlangen is geen dwaasheid; het is de eerste stap van een wonderlijke reis, misschien wel richting dat aloude katholieke geloof dat men zo vaak heeft afgedaan als achterhaald”.

We horen vaak dat de moderne wereld zich rationeel” noemt en neerkijkt op geloof alsof het bijgeloof zou zijn. Maar hoe ironisch: dezelfde wereld gelooft gretig in de laatste hypes en trends, terwijl de katholieke Kerk al eeuwenlang zowel het denken als het mysterie omarmt. Simplistische sceptici doen alsof juist de Kerk een kloof schiep tussen rede en religie, terwijl het in werkelijkheid de Kerk was die als eerste probeerde rede en geloof te verenigen . Hier wordt niet van je gevraagd je verstand uit te schakelen; integendeel.

Sterker nog, katholiek worden is niet ophouden met denken, maar leren hóé te denken . De waarheid sterft niet wanneer je je aan een geloofswaarheid committeert; zij krijgt juist vorm en betekenis. De katholieke traditie daagt je uit tot stevig doordenken. Ze bewaart de logica van Thomas van Aquino naast de mystieke visioenen van een Theresia. Ze leert ons dat de menselijke rede een godsgeschenk is, bedoeld om de waarheid te zoeken. En ze waarschuwt ons tegelijk dat we niet moeten vervallen in de vernederende slavernij” om enkel een kind van onze eigen tijd te zijn – want elke generatie heeft haar blinde vlekken, en de eeuwige wijsheid van de Kerk beschermt ons juist tegen de modegrillen van het moment.

Bedenk ook dat dit geloof doordrenkt is van vreugdevolle ernst. Het christendom is geen saaie verzameling regels, maar een liefdesverhaal vol paradoxen en levendige beelden. In de Rooms Katholieke Kerk leren we onszelf niet te serieus te nemen, terwijl we de waarheid juist uiterst serieus nemen. Er ligt een diep geheim in die ogenschijnlijk tegenstrijdige houding van blijmoedige plechtigheid. De katholieke traditie kent feestdagen en vasten, devotie én humor. Ze nodigt ons uit tot lachen en loven. Het geloof brengt de ziel tot rust in de waarheid, maar ook in beweging door verwondering. Het is geen keten om de geest te binden, maar een sleutel die deuren opent naar nieuwe horizonnen van denken en beleven.

Laat mij een beeld schetsen. Stel je een ontdekkingsreiziger voor die met een klein jacht de wereldzeeën afvaart op zoek naar een onbekend eiland. Hij trotseert stormen, volhardend op zoek naar iets groots en nieuws. Uiteindelijk zet hij triomfantelijk voet aan land om tot zijn verbijstering te beseffen dat hij zijn thuisland heeft ontdekt, alsof het een nieuw eiland in de Atlantische oceaan was . Wat is er heerlijker dan in één enkel avontuur zowel alle opwindende gevaren van een verre reis te ervaren als de warme zekerheid van thuiskomen? Dit laat zien hoe wonderlijk het is om het vertrouwde opnieuw als nieuw te ontdekken. Zo gaat het met iemand die de katholieke waarheid vindt: je begon misschien op een wilde zoektocht naar zin en waarheid als iets totaal nieuw, en je eindigt met het gevoel thuis te komen bij iets oerouds dat al die tijd op je wachtte.

Jullie diepste verlangens vinden hun vervulling in de schoot van deze traditie. Het verlangen naar waarheid vindt hier een haven: de geloofsleer is geen verzameling willekeurige dogmas, maar een betrouwbaar kompas voor de ziel. De hunkering naar het goede vindt hier voedsel: de katholieke moraal - hoe impopulair ook - biedt een pad naar echte deugd en menselijke waardigheid, gesteund door genade en omringd door het voorbeeld van heiligen zoals Carlo Acutis en Pier Giorgio Frassati, echte heiligen voor onze tijd en onze jongeren. In je zoektocht naar gemeenschap tref je hier een familie aan: wanneer je de Kerk binnentreedt, betreed je een levend Lichaam, een wereldwijde gemeenschap waarin je werkelijk gekend en bemind mag worden.

Bovendien sta je in de Kerk nooit alleen. Je staat zij aan zij met gelovigen van nu, met jongeren van nu én omringd door een menigte van hen die je voorgingen. De traditie geeft zelfs aan de stemlozen van vroeger een stem. De ”moderne” mens van vandaag mag zich niet verbeelden dat alleen hij de waarheid in pacht heeft; wie in de traditie staat, neemt deel aan een eeuwenoud gesprek over waarheid en mens-zijn. En juist jij mag nu deel uitmaken van die grote familie die tijd en ruimte overstijgt, van Rome tot aan de verste uithoek, van Petrus tot aan de jongeren in je eigen parochie.

Misschien heb je nog je twijfels. Misschien voel je nog weerstand - dat is begrijpelijk. Op het moment dat je ophoudt ertegen te vechten, voel je je er juist naartoe getrokken; zodra je eerlijk naar de Kerk luistert, ga je haar zelfs waarderen . Probeer het maar eens. Velen die kritisch en argwanend begonnen, hebben dit zelf ondervonden. Velen die onbevangen begonnen eveneens. Hoe meer ze met een open hart zochten, hoe meer ze erachter kwamen dat juist hier de vervulling lag van wat ze zochten. Het katholieke geloof bleek geen archaïsch rariteitenkabinet, maar een schatkamer vol levende waarheid, goedheid en schoonheid die hen persoonlijk aansprak.

Jullie verlangen heeft hier zijn bestemming gevonden. Jullie dorst naar waarheid, jullie dorst naar het goede, jullie roep om gemeenschap - niets van dit alles is tevergeefs. Integendeel, ze krijgen respons in de katholieke traditie: een geloof dat groter is dan wijzelf, en toch intiem ons eigen thuis kan worden.

Nu komt het aan op moed. De weg van het geloof is geen makkelijke weg; het is een pad voor dappere zielen. Een katholiek is simpelweg iemand die de moed heeft gevat om onder ogen te zien dat er iets bestaat dat wijzer en groter is dan hijzelf . Dat vergt nederigheid, zeker, maar juist nederigheid is de hoogste vorm van realisme. Het christelijk ideaal is nooit getest en tekortgeschoten; het is veeleer te moeilijk bevonden en daarom onbeproefd gelaten . Met andere woorden: het geloof daagt ons uit boven onszelf uit te stijgen. En ja, dat kost inspanning en offers. Maar het is de moeite oneindig waard, want het brengt ons tot het ware, het goede en het schone waarvoor onze ziel gemaakt is.

Daarom roep ik jullie op: heb moed, en behoud je verwondering. Durf te zwemmen tegen de stroom van cynisme in. Durf te geloven dat er waarheid bestaat die je kúnt vinden. Laat de wereld om je heen maar zeggen dat niets ertoe doet – jullie weten diep vanbinnen dat iets ertoe doet, Iemand ertoe doet. Wees als ontdekkingsreizigers die vol vertrouwen de koers zetten naar dieper water, wetend dat er een vast land onder hun voeten wacht. Wees licht van hart en standvastig van ziel; neem jezelf niet té serieus, maar neem de roep van de waarheid des te serieuzer.

Jullie avontuur staat nog maar aan het begin. Ga met open ogen en opgeheven hoofd die weg van het geloof op. Wees moedig, blijf verwonderd, en heb geloof. In een wereld vol luid rumoer van nihilisme hebben jullie de kans het verschil te maken door in stilte de waarheid te omarmen. Jullie verlangen naar waarheid, goedheid en gemeenschap vindt zijn vervulling;  pak het met beide handen aan. De deur staat open, de tocht is begonnen. Moge jullie met dezelfde vreugdevolle ernst als de grote pelgrims vóór ons deze reis vervolgen. En weet: op het einde van die reis blijkt het onbekende land waarnaar jullie zochten, een thuis te zijn dat jullie altijd al heeft verwelkomd. Wees niet bang, maar verheug je. Het avontuur van een leven met God wacht op jullie. 

+Rob Mutsaerts

Ter gelegenheid van de heiligverklaring van Carlo Acutis en Pier Giorgio Frassati 7/9/2025

7 september: heiligverklaring Carlo Acutis: De Heilige op Sneakers


Er zijn tijden waarin de hemel zich als een plotselinge bliksemflits boven een grauwe stad laat zien, als een herinnering dat wonderen nog altijd bestaan. Op 7 september 2025 zullen klokken luiden, harten opspringen, en zelfs sceptici hun ogen opheffen, want Carlo Acutis wordt heilig verklaard. Niet als een verre figuur uit de middeleeuwen, gehuld in mystiek en mist, maar als een jongen die zijn jeans droeg als wapenrusting en het internet als zijn zwaard.

Carlo, een jongen van de 21e eeuw, en toch een ridder van het oude geloof. Een jongen die computers codeerde maar zijn hart richtte op het Altaar. Hij leefde niet in een afgelegen grot, maar in het bruisende Milaan. Geen kluizenaar, geen kruisvaarder, maar een pelgrim op sneakers met een rozenkrans in zijn zak en de Eucharistie in zijn ziel.

Men zegt dat de moderne mens het heilige niet meer begrijpt. Maar Carlo begreep het. Hij begreep dat heiligheid niet is voorbehouden aan asceten op bergtoppen, maar begint met het klikken op de juiste link, het kiezen van het goede in een wereld die opties aanbiedt zonder waarheid. Hij was geen zonderling, hij was een zoon van zijn wereldse ouders, van de Kerk, en van deze tijd. En toch weigerde hij de moderne ziekte van cynisme. De Eucharistie is mijn snelweg naar de hemel,” zei hij, alsof het de meest vanzelfsprekende routebeschrijving was die je in Google Maps kunt vinden.

Op 7 september zal Rome hem als heilige erkennen, maar velen - met name jongeren - hebben hem al herkend als hun gids. Niet omdat hij perfect was, maar omdat hij ons eraan herinnert dat heiligheid mogelijk is, ja, zelfs nu. Ja, vooral nu! Carlo Acutis past perfect in deze tijd waarin overal uit het niets jongeren de katholieke kerk vinden en Jezus willen volgen. Ze komen overwegend uit seculiere omgevingen, zoeken waarheid, zijn jong (waaronder wonderlijk veel scholieren) en voor het merendeel zijn het jongens c.q. jonge mannen.

Ik bezie dit fenomeen met een mengeling van verwondering, vreugde en een stevige tik tegen het moderne wereldbeeld. We hoeven ons ook weer niet al te veel te verwonderen. Jongeren hebben genoeg van de dorre woestijn van relativisme. Ze komen omdat ze dorst hebben. Deze wereld heeft hen alles te bieden, behalve betekenis en waarheid. Als jongeren zich tot het geloof wenden, doen ze dat niet uit zwakte, maar uit een radicaal verlangen naar iets stevigs, iets dat werkelijk waar is, iets dat groter is dan zijzelf. Onze moderne cultuur kent een enorme spirituele leegte. We hebben God vervangen door technologie, comfort, en zelfexpressie, en jongeren zijn de eersten die ontdekken dat dit geen duurzame betekenis biedt. Ze willen niet ontsnappen aan de cultuur, maar hebben ondervonden dat er niets in te vinden is wat hun hart vult. Ze hebben genoeg van het vrijblijvende en zoeken naar uitdagingen.

Het zijn vooral jongens die hunkeren naar avontuur. Dat blijkt van oudsher met de natuur meegegeven. En het christelijk geloof, als het niet is uitgehold tot moralistische therapie, is een avontuur. Heel de Bijbel getuigt ervan: van Abraham en Mozes die op avontuur gestuurd worden, tot en met de apostelen die gevraagd worden Jezus te volgen zonder te weten waartoe dat zal leiden. Het is een verhaal van strijd, offer, genade, verrijzenis. De kerk is geen ziekenhuis voor brave zielen, maar een kazerne van barmhartige strijders. Het Christendom is het enige gezag dat een rebel toestaat om echt opstandig te zijn, omdat het zich verzet tegen de wereld, tegen de zonde, tegen het gemak, tegen de zinledigheid.

De jongeren die zomaar ineens in onze katholieke kerken opdagen kiezen niet voor de kerkbanken uit gewoonte, maar omdat ze in het geloof een zwaard ontwaren in plaats van een slaapmuts. De aantrekkelijkheid van de gemakzucht wordt ingeruild voor inzet voor een zoektocht die werkelijk ergens toe leidt. In een tijdperk van overvloedige prikkels, keren jongeren zich tot het stille wonder van het doopsel. Ze zijn grootgebracht met de boodschap dat alles moet kunnen”, en precies daarom willen ze horen: Er is iets dat móét.” Ze willen niet meer alle deuren openhouden, maar een echte keuze maken. Ze ontdekken - zo wordt mij duidelijk dat in het doopsel alles besloten zit waar de moderne wereld geen antwoord op heeft: zonde en verlossing, dood en opstanding, naam en roeping, een kompas dat naar de haven leidt. Op de dag dat ik deze woorden schrijf - Drievuldigheidszondag - stond een jongen mij op te wachten na de Mis en zegt zonder omwegen: “Ik wil gedoopt worden”. Hij is 13 jaar. Ik ben met hem meegegaan naar zijn ouders. Het blijkt dat deze jongen al twee jaar elke dag uit de bijbel leest. Hij heeft een oudere broer, 15 jaar. Hij doet dat ook dagelijks trouw. Tot mijn verbazing en nog meer tot die van hun ouders. Gewoon oprechte jongens die midden in het leven staan. De heilige Geest is kennelijk aan het werk. En Carlo Acutis is de perfecte heilige voor deze tijd.

Ik zou pastoors willen aanbevelen om niet verbaasd te zijn, maar klaar te staan, zoals de vader in de gelijkenis van de verloren zoon. Want deze jongeren komen niet toevallig. Ze zijn onderweg naar huis. Alleen dragen ze geen lompen, maar sneakers, en zoeken ze niet naar een ideologie, maar naar een Vader. Houd het alsjeblieft niet laagdrempelig, maar ga met hen het diepe in.

Het is een vreemde wereld waar kinderen websites bouwen over wonderen - en waar die kinderen zelf wonderen worden. Laat dan op 7 september de klokken galmen, de servers trillen, en de hemelen zich openen voor Carlo Acutis - de patroonheilige van het internet, en het bewijs dat God nog steeds heiligen maakt, zelfs met een muis in de hand en hoop in het hart.

Drievuldigheidszondagzondag 2025

+Rob Mutsaerts

Waarom het geloof relevant blijft in een seculiere wereld

Er is een bepaald soort moderne dwaasheid, die stelt dat niets werkelijk bestaat tenzij het onder een microscoop gelegd of in een wiskundige formule gegoten kan worden. Deze opvatting, die men zou kunnen noemen het wetenschappelijk reductionisme”, is als een man die zijn vrouw niet gelooft wanneer ze huilt, tenzij hij haar tranen kan analyseren in een laboratorium. Zulke mensen zijn niet verstandig; ze zijn slechts ordelijk gek geworden.

Zoals ieder kind weet tot het op school geleerd wordt anders te denken – dat de werkelijkheid veel te groot is om gevangen te worden in reageerbuis of computermodel. Een waarheid hoeft niet meetbaar te zijn om waar te zijn. De liefde van een moeder, de edelmoedigheid van een filantroop, de kracht van een gebed - al deze dingen zijn reëler dan hetgeen een röntgenfoto ons openbaart, en toch nauwelijks te vangen in grafiek of getal.

De moderne mens vertrouwt enkel op wat hij kan bewijzen”. Maar dit vertrouwen zelf is ironisch genoeg niet te bewijzen. De wetenschapper gelooft in causaliteit, in orde, in herhaalbaarheid. Maar waarom de natuur zo in elkaar zit weet hij niet. “Omdat”, zo zegt hij dan, “het altijd zo geweest is”. Maar dat is een geloofsartikel, geen bewijs. Het geloof in wonderen is niet irrationeler dan het geloof in logica - het hangt er alleen van af wat je als axioma aanvaardt. En hier komen we bij de kern van de zaak: de werkelijkheid is fundamenteel poëtisch. Ze openbaart zich niet alleen in formules maar ook in fabels. In sprookjes zit soms meer waarheid dan in de krant.

Een man bidt tot God en zegt later dat zijn gebed verhoord is. De scepticus vraagt: Kun je dat bewijzen?” Maar de man weet wat hij weet. Dat is geen illusie, maar ervaring. En ervaring is het begin van alle kennis, ook de wetenschappelijke. Einstein verwoordde het aldus: “ervaring is de enige echte bron van - ook wetenschappelijke - kennis”. De wetenschap kan ons vertellen hoe dingen werken, maar niet waarom ze ertoe doen. Ze kan het hart meten, maar niet de liefde. Ze kan het brein in kaart brengen, maar niet het geweten. Ze kan zelfs het universum dateren, maar staat met de mond vol tanden bij de vraag waarom het bestaat.

 

Laten we eens een gesprek fingeren tussen Juliaan - een modern man, die gelooft dat alleen de wetenschap toegang geeft tot de werkelijkheid - en Adriaan - een ouderwetse denker, met een hoed, een wandelstok en een mysterieuze neiging tot het stellen van lastige vragen.

-Juliaan. Alles wat werkelijk is, kan worden aangetoond. De wetenschap heeft de sluier weggenomen van bijgeloof en illusie. Wat niet gemeten kan worden, bestaat eenvoudigweg niet.

-Adriaan (legt zijn hoed naast zich op het bankje): Dan bestaat uw moederliefde dus niet?

-Juliaan (fronsend): Dat is sentimenteel. Natuurlijk bestaat liefde – maar het is gewoon een chemische reactie in de hersenen.

-Adriaan: Welnu, als ik morgenochtend door mijn wekker gewekt word, mag ik dan zeggen dat mijn ontwaken slechts een elektromagnetische reactie was? Of mag ik ook toegeven dat ik te laat was omdat ik de avond tevoren nog zat te denken aan de maan?

-Juliaan: Dat is poëtisch, maar niet precies. Wetenschap is precies.

-Adriaan (met een ondeugende glimlach): Precies verkeerd soms. Zie je, wetenschap meet het tikken van de klok, maar niet de reden waarom een man opstaat. Zij vertelt ons hoeveel gram een boek weegt en hoeveel woorden het omvat , maar niet of het goed is. Ze kan zeggen wat het lichaam doet, maar niet wat het ziel dóét.

-Juliaan (verontwaardigd): Dat is niet eerlijk. De wetenschap heeft zieken genezen, vliegtuigen gebouwd, de ruimte bereikt!

-Adriaan: En geen van die dingen heeft verklaard waarom een kind naar de sterren kijkt en stil wordt. Of waarom iemand vrijwillig sterft voor iemand die hij niet kent. Of waarom mensen naar muziek luisteren die niets oplost, niets verklaart, niets bewijst - maar toch alles zegt.

-Juliaan: Maar je kunt toch niet zomaar iets aannemen omdat het goed voelt?

-Adriaan (wijzend naar een boom): Die boom voelt niet goed. Toch is hij daar. En niemand heeft hem ooit volledig verklaard. Hij groeit, zonder formules. De wetenschap beschrijft zijn bast, telt zijn ringen, classificeert zijn bladeren - maar de reden waarom hij er precies zo uitziet en niet anders dát weet ze niet.

-Juliaan (langzaam): Je bedoelt dat er een werkelijkheid bestaat… buiten de wetenschap?

-Adriaan (glimlacht): Dat bedoel ik precies. Zoals er ook iets buiten de klok bestaat – namelijk tijd. En iets buiten het boek – namelijk het verhaal. En iets buiten het lichaam – namelijk de ziel.

-Juliaan: Maar hoe kunnen we zeker weten dat die dingen echt zijn?

-Adriaan: We kunnen het niet. We kunnen er alleen in geloven. Zoals een kind gelooft dat zijn moeder hem liefheeft, zonder het ooit te bewijzen. Zoals een gelovige bidt. Zoals een dichter schrijft. Zoals een man wakker wordt en denkt: Vandaag komt het goed.” Geen bewijs, alleen waarheid.

-Juliaan (zachtjes): En dat is genoeg?

-Adriaan (staat op en zet zijn hoed op): Dat is meer dan genoeg. Dat is alles.

Ze wandelen weg, Erasmus tikt ritmisch met zijn stok. Julian blijft even staan en kijkt naar de hemel alsof hij iets herontdekt heeft wat hij altijd al wist….

 

Ook anno 2025 is de Rooms Katholieke Kerk springlevend

Op 8 mei werd de nieuwe paus bekend gemaakt. Het enorme plein voor de Sint Pieter was volgestroomd met een massa mensen. De hele wereld keek mee toen witte rook verscheen uit dat simpele schoorsteentje, gelovigen en niet-gelovigen. Iedereen besefte de enorme impact die de paus heeft op het wereldtoneel. Ook anno 2025 blijkt maar weer eens: schrijf de Rooms Katholieke Kerk niet af! Ze is op aarde om er te blijven.

(c) KatholiekLeven/Ramon Mangold

Hoe vaak is de R.K.Kerk niet afgeschreven? Men meende toch echt dat zij de Romeinse tijd niet zou overleven. Het kleine groepje dat aan de basis stond werd vakkundig vervolgd, gemarteld, gedood. Maar kijk nu eens in Rome. Wie heeft het nog over Caesar Augustus, over Julius Caesar? De ruïnes in Rome zijn het enige wat nog aan hen herinnert. En kijk dan eens naar dat kleine Vaticaanse staatje: daar staat hij dan, de opvolger van die onbeduidende visser Petrus. Daar staat hij dan, paus Leo XIV, de opvolger van Petrus ten overstaan van een onoverzienbare enthousiaste menigte. En de hele wereld kijkt ademloos mee.

Wat is het toch dat de Rooms Katholieke Kerk alle crises doorstaat. Ik ga graag te rade bij G.K.Chesterton. Chesterton ziet de oorsprong en missie van de Kerk als iets goddelijks, wat haar blijvende kracht verklaart. Hij benadrukt dat het christelijk geloof een unieke bovennatuurlijke vitaliteit bezit. Hij stelt zelfs dat het christendom herhaaldelijk gestorven en herrezen is, net zoals zijn God gestorven en herrezen is: Christianity has died many times and risen again; for it had a God who knew the way out of the grave” . Met andere woorden, de Kerk kan telkens uit doodssituaties verrijzen omdat Christus zelf de dood heeft overwonnen. Chesterton beschouwt dit als een voortdurende vervulling van de belofte dat God Zijn Kerk bewaart. Hij verwijst impliciet naar de bijbelse garantie dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen”.

Naast het theologische fundament benadrukt Chesterton ook de historische bewijskracht van het voortbestaan van de Kerk. Hij wijst op concrete episoden in de geschiedenis waarin het christelijk geloof op de rand van de afgrond leek, om daarna onverwacht te herleven. Hij spreekt beeldend over vijf bijna-dood ervaringen van het christendom in de geschiedenis . Telkens als tijdgenoten dachten dat de R.K.Kerk naar de haaien was gegaan, bleek uiteindelijk de haaien degenen waren die stierven, en niet de Kerk, niet het geloof. Chesterton noemt expliciet vijf voorbeelden:

1 De Ariaanse crisis (4e eeuw): na de beginnende triomf van het christendom onder Constantijn ontstond de Ariaanse ketterij, en keizer Julianus de Afvallige probeerde het paganisme te herstellen. Het christendom leek een voorbijgaande mode, maar ondanks alles overleefde de orthodoxe leer. Julianus constateerde verbijsterd dat het geloof dat hij dood waande, weer tot leven kwam, terwijl de oude goden dood bleven .

2 Middeleeuwse ketterijen (bv. Albigenzen, 12e–13e eeuw): ook in de middeleeuwen was de ziel er haast uit” en verwachtten velen het einde van de christendom . De Albigeense (ketterse) beweging verspreidde zich breed, maar de Kerk hervond haar kracht en kwam bovenop.

3 Renaissance en humanistisch scepticisme (15e–16e eeuw): Na de middeleeuwen ondermijnden humanistische denkers en de morele laxheid van de Renaissance het geloof. Er ontstond diepe scepsis. Toch volgde onverwacht - ja, alweer onverwacht - een heropleving: de Contra-Reformatie en figuren als Thomas van Aquino (13e eeuw) en later de heilige Ignatius en de Tridentijnse hervorming brachten nieuw leven en intellectuele kracht . De zonen werden vurig in het geloof waar hun vaders lauw waren .

4 Verlichting en de tijd van Voltaire (18e eeuw): Tijdens de Verlichting en de Franse Revolutie keerde de culturele elite zich massaal af van de Kerk. Voltaire en zijn tijdgenoten zagen christelijk geloof als bijgeloof dat spoedig zou verdwijnen . Maar in de 19e eeuw gebeurde het omgekeerde: er kwam een verrassende religieuze heropleving, zoals de Oxford-beweging in Engeland en een katholieke herleving in Frankrijk . Wat iedereen voor onmogelijk hield - een terugkeer van geloof in een moderne” wereld - geschiedde toch . Dit keerde als het ware de ideeën van vooruitgang om.

5 Modern wetenschappelijk materialisme (na Darwin, 19e–20e eeuw): Met Darwin en opkomend atheïsme werd opnieuw breed aangenomen dat het geloof definitief zou verdampen. Rond 1900 leken veel intellectuelen agnost of atheïst te worden . Toch zag Chesterton in zijn eigen tijd the decline of that decline”: een nieuwe generatie van jongeren keerde zich juist met hernieuwde interesse tot de Kerk . Waar men dacht dat na Darwin geloof onmogelijk was, bloeide het geloof opnieuw op onder jongeren – iets wat auteurs uit de 19e eeuw als onvoorstelbaar zouden hebben beschouwd .

Chesterton benadrukt dat deze terugkerende opstanding van het geloof telkens een verrassing was voor tijdgenoten . Historici en filosofen voorspelden vaak dat religie wel zou meestromen” met de tijdgeest en uiteindelijk oplossen in moderniteit . In plaats daarvan ging er ineens iets tegen de stroom in”, tegen alle verwachtingen in . Ook anno 2025 zien we dit patroon zich herhalen. Chesterton verwoordt dat kernachtig: A dead thing can go with the stream, but only a living thing can go against it” . Met dit beeld van een levende kracht die tegen de stroom ingaat bedoelt hij dat de Kerk een levende organisatie is, geen dood fossiel. Louter door menselijk cultureel momentum zou religie vanzelf met de stroom meegaan en wegvloeien, maar het feit dat het christendom herhaaldelijk tegen de heersende cultuurstroom in zwemt bewijst dat het onverklaarbaar levend” is . Steeds weer heeft de Kerk revoluties en omwentelingen overleefd en zelfs overtroffen. Dit constateert hij als een uniek historisch fenomeen: waar andere wereldbeelden en rijken ten onder gingen, bleef de Kerk uiteindelijk staan als een bouwwerk dat niet omver te werpen is. Het Colosseum is een ruïne; het graf van Sint Pieter straalt nog altijd in volle glorie.

Elke generatie staat telkens weer voor nieuwe uitdagingen, maar de Traditie en wijsheid van de Kerk weet telkens antwoorden te formuleren. In twee millennia hebben de grootste geesten - van kerkvaders als Augustinus tot moderne denkers als Chesterton, C.S. Lewis, Fulton Sheen (op zijn sterfdag werd Leo XIV tot paus gekozen), Newman, Ratzinger en Robert Barron -  de moeilijkste vragen beantwoord en het geloof verdedigd. Er is geen reden te denken dat dit nu anders zou zijn; als atheïsten nieuwe aanvallen doen, zal dat niet de eerste keer zijn dat de Kerk daarmee geconfronteerd wordt. Integendeel, het zou voor het eerst in 2000 jaar zijn als het geloof géén weerwoord weet te vinden op culturele kritiek . Dit historische besef geeft aan dat de Kerk een diepe intellectuele traditie heeft die haar staande houdt te midden van ideologische stormen.

Een ander aspect is de liturgie en sacramentaliteit van de Kerk; zij geven de Kerk een identiteit die niet afhankelijk is van één tijdperk, maar die mensen van alle tijden en culturen samenbindt. Dit universele en tijdloze geloof van de Kerk maakt haar bestand tegen lokale of tijdelijke ondergang. Gaat het op de ene plek slecht met de Kerk, dan bloeit zij elders op: de neergang in Europa wordt meer dan gecompenseerd door de groei in Afrika. Dooft het geloof in de ene generatie bijna uit, dan herleeft ze in een volgende. Ook dat zien we nu gebeuren: onder de jongste generaties treffen we meer praktiserende katholieken aan dan de generatie van hun ouders.

Op filosofisch niveau zien we dat de waarheidsclaims en redelijkheid - jazeker, we hebben argumenten waarmee we de waarheid van het geloof kunnen staven - van het christelijk geloof bijdragen aan het voortbestaan ervan. Chesterton kwam tot de Kerk (hij bekeerde zich in 1922 tot het katholicisme) omdat hij zag dat de Kerk consistent de waarheid bleef verkondigen, ook als die impopulair was. Hij prees de katholieke leer om haar balans tussen extremen: de Kerk wist over de eeuwen heen telkens de gulden middenweg te bewaren tussen tegengestelde dwalingen. In zijn boek Orthodoxy laat Chesterton zien hoe christelijke doctrines schijnbaar paradoxale waarheden combineren – barmhartigheid én rechtvaardigheid, rede én mysterie, individualiteit én gemeenschap – op een manier die geen menselijke sekte had kunnen verzinnen. Hij vergelijkt de leer met een sleutel die precies in het slot van de werkelijkheid past . Deze intellectuele overtuigingskracht zorgt ervoor dat, wanneer andere filosofieën vastlopen in eenzijdigheid, de katholieke synthese weer overtuigt. Bijvoorbeeld: puur rationalisme leidt tot kilte, pure emotie tot chaos, maar de christelijke filosofie (zoals uitgewerkt door grote denkers als Sint Thomas van Aquino) verenigt geloof en rede. Daardoor heeft de Kerk een filosofisch fundament dat de stormen van kritiek kan doorstaan. De Kerk biedt tijdloze waarheden die een mensen verankeren in iets eeuwigs, en daarom overleven zowel de mens als de Kerk de wisselende ideeënstromingen . Het vasthouden aan blijvende waarheden verklaart waarom de Kerk langer standhoudt dan welke modieuze ideologie ook. De waarheid van het geloof is allesbepalend. Als het christendom onwaar is, is het van geen enkele waarde. Als zij daarentegen waar is, is zij van onschatbare waarde. Het enige wat zij niet kan zijn is van enige waarde

Dogmatische atheïsten mogen dan beweren dat alle religie illusie is, maar je kunt dat ook omkeren door te stellen dat juist het atheïstisch wereldbeeld te beperkt is om de menselijke ervaring volledig te verklaren. Immers als de wereld enkel materie is, zouden onze rede en waarheidsszoekende vermogens onverklaarbaar zouden zijn. Een steen zoekt niet naar waarheid en zingeving. Als een mens (inclusief zijn hersens) alleen maar uit moleculen en atomen zou bestaan, zou de mens dat ook niet doen. Het feit dat wij naar waarheid (kunnen) streven wijst op iets bovennatuurlijks. Zolang mensen fundamentele vragen blijven stellen, zal de katholieke boodschap blijven opduiken als antwoord, wat de voortdurende actualiteit en overleving van de Kerk garandeert. Tegenstand en vervolging vergroten om die reden paradoxaal genoeg vaak de kracht van de Kerk. Telkens als men dacht dat het christendom dood was, stond ergens een nieuwe heilige of beweging op die het tegendeel bewees. Steeds waren er vernieuwers die door hun heiligheid en radicaal getuigenis de Kerk herleefden. In plaats van de Kerk te verzwakken, hebben vervolging en kritiek haar vaak gezuiverd en gesterkt.

De Rooms Katholieke Kerk bezit een innerlijke levenskracht die niet van deze wereld is. Zij is als een levend organisme dat zich aanpast zonder zichzelf te verloochenen, en als een rots die de tand des tijds doorstaat. De Kerk zelf is gebouwd op een rots, op Petrus en zijn opvolgers. We hebben een nieuwe opvolger van Petrus: paus Leo XIV. De hele wereld keek mee. Ja, we doen er nog steeds toe. Het is een teken van hoop, hoop dat het goed komt. Wat zaten ze er allemaal weer naast met hun voorspellingen over de kanshebbers wie de nieuwe paus zou worden. Dat heeft een reden. Media denken in politieke termen, in progressief en conservatief, in liberaal en behoudend. Maar zo werk dat in de katholieke kerk niet. Paus Leo XIV is niet de opvolger van paus Franciscus, maar van Sint Petrus. Zijn taak is dezelfde als die van Petrus: de verrezen Christus verkondigen en de implicaties daarvan voor onze tijd duidelijk maken, en bedenken hoe dat in onze tijd het beste kan worden vormgegeven.

Christus Vincit, Christus regnat, Christus imperat. Viva Christo Re!

+Rob Mutsaerts

Moederdag: “Mag ik even jullie aandacht, kinderen?”

Er bestaat een oud gezegde dat luidt: God kon niet overal tegelijk zijn, en daarom schiep Hij moeders. Het is een poëtische overdrijving, maar zoals alle grote overdrijvingen bevat ze een diepe waarheid. Moeders zijn geen bijfiguren in het toneelstuk van het leven; zij zijn de spil waaromheen het hele huisgezin draait. Moederdag is dan ook geen commerciële frivoliteit, geen excuus voor bloemisten en chocolatiers om hun omzet te verdubbelen. Het is een zeldzaam moment van bezinning in een wereld die zelden stilstaat. Een dag waarop we even ophouden met rennen, werken en scrollen, en terugkeren naar de bron van alles wat ons tot mens maakt: de liefde van een moeder.

Maar hoe vaak gebeurt dat werkelijk? Hoe vaak nemen we op Moederdag écht de tijd om onze moeders te eren? In plaats van oprechte aandacht krijgt ze een haastig gekocht cadeau, een standaardkaart met een kant-en-klare boodschap, of - en dit is misschien wel het dieptepunt van de moderne tijd - een emoji-bericht op sociale media. Fijne Moederdag, mama! ” getypt tussen twee TikTok-videos door, als een digitale kruimel van dankbaarheid. Het is enigszins mistroostig als je ziet hoe onze tijd met zoiets heiligs omgaat. Als je beseft - elke katholiek zou dit besef moeten hebben - dat het gezin de kern van de beschaving is, en dat de moeder daarvan de eerste en belangrijkste hoedster was, is er alle rede moeders weer eens in het zonnetje te zetten. Het moederschap is geen ondergeschikte taak, maar een koninklijk ambt, een onzichtbare, maar allesbepalende kracht.

Toch lijkt het erop dat we die kracht steeds minder zien, niet omdat moeders zijn veranderd, maar omdat onze aandacht is afgeleid. En de grootste dief van onze aandacht is vandaag niet honger, oorlog of rampspoed, maar een klein apparaatje dat iedereen altijd en overal bij zich draagt: het mobieltje.

Nog niet zo lang geleden was het gezin een heilige plek was. Niet heilig in de zin van plechtig of streng, maar heilig in de zin van onvervangbaar. Het was de plek waar verhalen werden verteld, waar geheimen werden gedeeld, waar men leerde ruziën zonder haat en liefhebben zonder voorwaarden. Anno 2025 echter zitten gezinnen steeds vaker zwijgend in dezelfde kamer, elk verzonken in hun eigen digitale wereld. Kinderen sturen berichten naar vrienden die ze nooit echt zien, terwijl moeders – die ooit de eerste bron van wijsheid waren – concurreren met een eindeloze stroom van influencers, nieuwsfeeds en kattenfilmpjes.

Hoe ziet Moederdag aan de ontbijttafel met haar drie kinderen er uit? Perfect ontbijt: vers geperst sinaasappelsap, croissants, een bos bloemen van de supermarkt. Alles zoals het hoort. Maar terwijl moeder daar zit zie je dat de kinderen half aanwezig, half afwezig aan tafel zitten. Elk met zijn eigen telefoon. Misschien moet moeder maar even een kleine speech houden: Mag ik even jullie aandacht?” De kinderen zullen verbaasd opkijken. Het is Moederdag. Jullie hebben allemaal iets liefs voor me op Instagram gepost, maar ik zou liever hebben dat jullie gewoon met me praten.” Het was een pijnlijke waarheid. De moeder wordt geëerd, maar niet gehoord. Ze wordt gevierd, maar niet echt gezien. Het scherm had haar kinderen van haar vervreemd, zelfs op de dag die voor haar bestemd is.
Beste kinderen, het kan ook anders. Probeer het maar eens dit jaar. Praat maar gewoon met je moeder. Waarover? Gewone dingen. Zoals je met je vrienden praat. Dat is waarschijnlijk voor haar het mooiste kado. En bak een mislukte appeltaart voor je moeder. Die zal ze met tranen van ontroering opeten. En maak een zelfgemaakt gedicht, gewoon recht uit het hart. Vol met spelfouten en grammaticafouten. De glimlach verschijnt vanzelf op haar gezicht.  Onze moeders waardere dat honderd keer zoveel als digitale bedankjes, snelle selfies en online berichtjes. Doe iets wat terwijl  geen enkele technologie kan vervangen: zomaar een gesprekje over niks bijzonders, een omhelzing, een blik vol echte waardering.

Misschien moeten we Moederdag heroverwegen. Niet als een dag van digitale eerbewijzen, maar als een dag van bewuste aanwezigheid. Stel je voor: een Moederdag waarop alle telefoons worden uitgeschakeld, waarop geen enkel gesprek onderbroken wordt door een melding, waarop moeders en kinderen elkaar in de ogen kijken in plaats van op een scherm. Een Moederdag waarop moeders niet slechts gefeliciteerd” worden, maar echt gehoord en geliefd. Waarop een moeder niet hoeft te concurreren met een scherm, omdat haar kinderen ervoor kiezen om bij haar te zijn, echt bij haar, zonder afleiding, zonder haast, zonder de drang om het moment online te delen in plaats van het gewoon te beleven.

En als je het echt goed wilt doen, geef haar het mooiste geschenk dat er is: een Moederdag zonder schermen.
 
Moederdag 2025

+Rob Mutsaerts 

Het Gezin: Baken van Beschaving in een Tijd van Schermen

Er is geen schepping op aarde zo bescheiden en tegelijk zo wonderbaarlijk als het gezin. Het is de wieg van de beschaving, de bron van deugd en de arena waar de mens zijn eerste strijd tegen egoïsme en ongeduld leert voeren. Wie het gezin minacht, minacht de beschaving zelf. Wie het ontkent, ontkent de eerste en heiligste waarheid: dat geen mens zichzelf heeft geschapen en dat iedere koning ooit een kind aan moeders borst was.

Toch leven wij in een tijd waarin het gezin zijn natuurlijke positie onder vuur ziet liggen. Dat heeft naast allerlei andere zaken ook met iets schijnbaar onschuldigs: een klein, lichtgevend scherm dat in bijna elke zak huist. De smartphone, en met haar de nimmer rustende stroom van sociale media, heeft de gezinskring niet met geweld doorbroken, maar met fluisteringen en afleidingen. Het is geen aanval met donder en bliksem, maar met stilzwijgende afzondering.

G.K.Chesterton schreef ooit dat het huis het enige wilde avontuur is dat nog overblijft.” Het gezin is de plaats waar men leert lief te hebben zonder voorwaarden, ruzie te maken zonder vijandschap en te vergeven zonder schuldbekentenis. Hier word je niet beoordeeld op prestaties, niet beloond om je uiterlijk en niet afgewezen om je fouten. Althans, zo zou het moeten zijn. In een gezin leert je om samen te leven met mensen die je niet zelf heeft gekozen, en dat is de eerste stap naar beschaving.

Het moderne gevaar schuilt in de subtiele ontwrichting van deze natuurlijke band. Waar het gezin ooit bijeenkwam om samen te eten, te praten of zelfs ruzie te maken, daar zitten nu vaak vier of vijf lichamen in dezelfde kamer, elk verzonken in hun eigen digitale universum. De blik is naar beneden gericht, de gedachten zijn elders, en de geest is verspreid over duizend onbeduidende indrukken.

De ironie van sociale media is dat ze, terwijl ze ons zogenaamd met elkaar verbinden, ons tegelijkertijd eenzaam maken, hetgeen het tegendeel is van sociaal. Vroeger speelde de jeugd op straat, bouwde hutten en schreeuwde hun longen uit hun lijf in vermaak dat aan hun fantasie ontsproten was. Vandaag zijn de jongeren en hun jongere broertjes en zusjes stille schimmen achter hun schermen, scrolt hun duim sneller dan hun hart kan kloppen, raken ze steeds minder gewend aan het ongemak van echt menselijk contact en hun eigen fantasie wordt niet meer uitgedaagd.
Het gezin zou de plek moeten zijn waar deze digitale mist optrekt. Maar in plaats daarvan zijn vaak ook de ouders gevangen in hetzelfde web. Hoe kan een vader zijn zoon leren luisteren als hij zelf zijn telefoon niet neerlegt? Hoe kan een moeder haar dochter het belang van echte vriendschap bijbrengen als zijzelf meer tijd besteedt aan online berichten dan aan haar eigen gezin?

Er is geen wet nodig om het gezin te redden; nee, geen overheidswet met sancties, geen commissie van wijze heren, ook geen protocol. Het enige wat nodig is, is een eenvoudige daad van opstand: leg de telefoon neer. Kijk je kind in de ogen. Lees samen een boek. Speel een spel. Leer de kunst van het samenzijn opnieuw ontdekken.
De beschaving wordt niet gered door algoritmes, maar door vaders die hun dochters leren dansen in de woonkamer. Niet door trends op sociale media, maar door moeders die hun zonen leren hoe men zich oprecht verontschuldigt. Niet door influencers en online beroemdheden, maar door grootouders die verhalen vertellen over een wereld zonder schermen – een wereld waarin mensen elkaar écht zagen.

De technologie is een goede dienaar, maar een verschrikkelijke meester. Laat de smartphone bij de voordeur liggen en ga naar binnen het als een mens, niet als een schim. Want als het gezin zwak is, wankelt de samenleving. Maar als het gezin sterk is, dan kan geen scherm, geen algoritme en geen enkele macht ter wereld de beschaving breken.
Week van het gezin, mei 2025

+Rob Mutsaerts

Vasten 2025 (5) Omhelzen wij de Hoop of verwerpen wij de Waarheid?

Mgr Rob Mutsaerts: zijn wij de juichende menigte of de afwijzende massa?

Vrienden, in deze midweekse vastenoverweging wil ik een beetje vooruitblikken naar de Goede Week.

We naderen de intocht in Jeruzalem. En daar zien we, ja, dat de wereld echt een vat van tegenstrijdigheden is. En nergens is dit duidelijker dan in de week die begint met Palmzondag.

Hier komt Jezus, de koning der koningen, niet op een strijdros, maar op een ezelsveulen. En nietomringd door machtige legioenen, maar door kinderen die wuiven met palmtakken.

Maar de grootste paradoxie is nog niet gekomen, want diezelfde stad die zingt Hosanna, zal eenpaar dagen later schreeuwen: kruisig hem!. En mijn vraag is, waren dat dezelfde mensen?

Misschien? Waarschijnlijk?

Het is te eenvoudig om te zeggen dat het twee verschillende menigten waren. Het is te gemakkelijk om aan te nemen dat degenen die hun mantels uitspreiden op de weg, zodat de koning daarover mocht lopen, dat dat niet de zelfden als de schreeuwers waren.

De mensen riepen Hosanna, Omdat ze hoopten op een koning die de Romeinen uit het land zou donderen. Maar toen ze ontdekten dat zijn koninkrijk niet van deze wereld was, veranderden hun enthousiasme in teleurstelling en hun verering in haat.

Het evangelie van de intocht in Jeruzalem, dat we zullen horen op Palmzondag, dat is een spiegel waarin we onze eigen tegenstrijdigheden zien. We prijzen God als hij aan onze verwachtingen voldoet, als hij onze verwachtingen vervult, maar we keren ons tegen hem als hij ons uitdaagt, onze verwachtingen te herzien. Het verhaal van de intocht in Jeruzalem daagt ons uit om onze eigen, gebroken loyaliteit onder ogen te zien. De ware aard van de mens komt hier inderdaad naar boven, maar niet als iets nieuws of onverwachts.

Het is diezelfde menselijke aard die lof zingt wanneer het past en beschuldigt wanneer het pijn doet. En de les van Palmzondag is de echt oncomfortabele waarheid dat we... Nou ja, niet zover afstaan van die menigte van toen, als ze wel zouden willen geloven.

Laat ik het op een andere manier zeggen. Er was eens een stad omringd door hoge muren en gevuld met rumoerige straten, vol mensen die hunkerden naar een held. De stad was al eeuwenlang gebukt gegaan onder de heerschappij van een wrede tiran, de Romeinse keizer. En de inwoners droomden van de dag, dat een machtige koning hen zou bevrijden, hun muren zou versterken en hun vijanden zou verjagen.

En op een dag gaat er het gerucht door de straten, de koning is onderweg. En men stroomde samen bij de poorten, bij de ingang van de stad, de stadspoorten, ogen schitterend van hoop en harten, kloppend van verwachting. En sommigen spraken over een heldhaftige krijger met een vlammend zwaard, en anderen over een vorst met een gouden kroon.

Maar ja, toen zagen ze hem, een man in eenvoudige kleren, rijdend op een kleine, ja, nederige ezel. Geen leger volgde hem, geen wapen glinsterde in de zon. Maar toch, iets in zijn blik, een zachtheid, een onverwoestbare waardigheid. Dat maakte dat de menigte bijna zonder het te beseffen begon te juichen. Ze trokken takken van de bomen, spreidden hun mantels uit op de grond en riepen uit volle borst Leve de koning, Hosanna, gezegend, die komt in de naam van de Heer. En die koning, die glimlachte, nee, niet uit trots, meer uit genegenheid, terwijl hij de stad binnen trok.

Maar terwijl hij verder ging, begonnen sommige mensen te fluisteren, is dit onze bevrijder? Waar is zijn wapen? Waar is zijn leger? Waar is zijn macht? En een paar dagen gingen voorbij. De koning liep door de straten, bezocht de zieken, sprak met de armen. En nee, hij gaf helemaal geen bevelen tot opstand. En de leiders van de stad werden onrustig. Deze man brengt geen overwinning, zeiden ze. Hij brengt alleen maar verwarring en softe taal.

En op een avond verzamelden de leiders van de mensen op het plein. Deze man, riepen ze, is een bedrieger. Hij belooft vrijheid, maar hij brengt zwakte. Hij vernedert ons met zijn eenvoud. Ze lachen ons uit, die Romeinen. We willen een held, geen dienaar. De mensen nog steeds moe en angstig, begonnen te roepen: weg met hem, weg met deze nepkoning.

En de volgende dag werd de koning... buiten de stadspoorten geleid, niet langer gedragen dooreen ezel, maar zelf droeg hij de last van een houten kruis. En terwijl hij viel onder het gewicht keken sommigen weg, beschaamd, andere schreeuwden met een massa mee, niet meer in staat om te onderscheiden waarom ze eerst juichten en nu vloekten.

Die stad hè, dat is onze ziel. Vol verlangen naar verlossing, maar vaak verblind door eigen trots en verwachtingen. We roepen om een koning die onze vijanden vernietigt, onze rare eigenaardige gewoontes, maar zijn teleurgesteld wanneer hij ons vraagt, onze hartstochten te overwinnen. We verlangen naar triomf zonder nederigheid, naar overwinning zonder offer.

En nee, deze koning kwam niet om onze muren hoger en veiliger te maken, maar om onze harten te openen.

Hij kwam niet om te heersen over onze vijanden, maar om ons te leren onze vijanden lief te hebben.

En zo blijft de vraag door de eeuwen heen weer klinken, juichen we omdat hij onze dromen vervult? Of, omdat hij ons iets veel diepers aanbiedt, een triomf van nederigheid, een overwinning door zelfopoffering.

De stad schreeuwde 'Hosanna', en niet veel later 'kruisig hem', omdat het niet begreep dat de ware bevrijding niet in aardse macht ligt, maar in een zachtmoedig hart dat bereid is te sterven om te redden.

En vandaag, als we opnieuw aan de koning denken, vragen we ons af, zijn wij de juichende menigte die hem omhelst, of de schreeuwende massa die hem afwijst, wanneer zijn weg niet de onze blijkt te zijn.

 

+Rob Mutsaerts, 31 maart 2025

Er wacht Iemand op je ….

Vergeving. Dat is het hart van deze parabel van de Verloren Zoon. Het begint, zoals alle goede verhalen, met een jongen die iets doms doet. De jongste zoon is geen slechterik in de klassieke zin. Hij is geen tiran of boef; hij is slechts modern. Hij gelooft in vrijheid zonder doel, in het idee dat je een avontuur kunt beleven zonder moreel kompas. Hij denkt dat geluk ergens elders ligt; het gras is elders altijd groener. Hij eist zijn erfenis alvast op en meent groots en meeslepend te gaan leven: lang leve de vrijheid en de lol. We weten hoe het hem verging: hij verspeelde alles, raakte alles kwijt. Niet alleen zijn geld, maar ook zijn vrijheid, zijn waardigheid, alles. De onbegrensde vrijheid en lol die hij zocht leidde tot de tragiek die eigen is aan deze levensstijl. Hij eindigde als varkenshoeder, een beroep dat in Judea van de eerste eeuw ongeveer even populair als een flitspaal vandaag de dag.

Het is een oude dwaasheid, en tegelijk de nieuwste mode: vrijheid verwarren met vluchten. Dan kom je uiteindelijk niet terecht in een paradijs, maar in een varkenshok. Het wonderlijke aan zonde is niet dat het verboden is, maar dat het zo buitengewoon saai eindigt. De rebel krijgt uiteindelijk niet het vurige, meeslepende leven, maar modder, honger, en eenzaamheid.

En dán gebeurt het. Hij keert terug. Let op: het grootste punt in dit verhaal is niet het feest, niet de vergeving, zelfs niet de liefde van de vader. Nee, het is dat de zoon die tot bezinning komt. In zijn armoede herinnert hij zich thuis. Hij komt tot het besef dat zelfs de knechten in het huis van zijn vader beter af zijn dan hij. Toch, en hier openbaart zich de diepe katholieke waarheid, begint het verhaal pas na de zonde. Want het ware mirakel is niet dat hij viel, maar dat hij zich herinnerde wie hij was. En wie zijn vader is.  Ik ga terug naar mijn vader gaan,” zegt hij, en in die eenvoudige woorden ligt de hele theologie van de bekering vervat. Geen gecompliceerd geredeneer, geen theosofisch geneuzel; slechts berouw, in beweging komen, en de moed om terug te keren naar het huis dat je verlaten hebt

En de vader? De ware held van dit verhaal. Hij wachtte, zag hem van verre, en liep hem tegemoet. In een wereld die zwelgt in zelfrechtvaardiging en morele grijstinten, blijft deze vader staan als een baken van onvoorwaardelijke liefde en genade. Geen verhoor, geen straf, geen verwijt. Enkel en alleen omhelzing, kledij, ring, sandalen: tekenen van herstel, van identiteit, van zoon-zijn.

Zonde maakt ons dom. Ja, dom. Kijk hoe het telkens eindigt. Maar genade maakt ons wakker. Wat zien we: de vader rent. De oude patriarch - beeld van waardigheid, gezag en statigheid - rent als een kind, als een scholier tijdens de gymles. Waarom? Omdat liefde altijd belachelijk lijkt voor wie alleen rechtvaardigheid kent. De wereld houdt van wet, van balans, van wie goed doet, goed ontmoet. Maar het Evangelie predikt iets dat daar haaks op staat: het goede nieuws dat we niet krijgen wat we verdienen, maar wat we nodig hebben. Dat de hemel geen boekhoudkantoor is, maar een feestzaal.

En zoals het hoort in elk menselijk drama, is er iemand die het niet begrijpt: de oudste zoon. Zijn logica klopt wel. Hij heeft gewerkt, gehoorzaamd, nooit een feest gehad. En zijn broer, die lapzwans, wel. Hij is verontwaardigd. Wat heb je aan deugd als de zondaar met een feest wordt onthaald? Hij heeft gelijk, zoals een rekenmachine altijd gelijk heeft. Maar de vader zegt: Jij bent altijd bij mij, en alles wat van mij is, is van jou.” De oudste zoon is geen slechterik. Hij is wat wij allemaal dreigen te worden: rechtvaardig zonder vreugde, regels zonder compassie. Zijn fout ligt niet in zijn rechtvaardigheid, maar in zijn afgunst. Zijn tragiek is niet zijn woede, maar zijn afstandelijkheid. Hij woont in een huis van bakstenen; zijn vader wil van het huis een thuis maken.

Deze gelijkenis is geen lofzang op de zonde, uiteraard niet. En ook niet een veroordeling van deugdzaamheid, uiteraard niet. Het is een loflied op de barmhartigheid. Onze Moeder de Kerk, vergeet nooit haar kinderen, hoe ver ze ook afdolen in het moderne land van moreel relativisme, academische hoogmoed, en havermelk. Er is altijd een weg terug. En altijd een feest in het verschiet …. voor wie het aandurft terug te keren op je schreden.

In deze parabel van Jezus vind je het hele christendom is hier in miniatuur: de dwaasheid van zonde, de schoonheid van berouw, en de verbijsterende vreugde van vergeving. God is niet de Rechter die wij vreesden, maar de Vader die wij vergaten. Deze parabel leert ons niet alleen dat we terug mogen keren, maar dat er iemand is die op de uitkijk staat.