Op 8 mei werd de nieuwe paus bekend gemaakt. Het enorme plein voor de Sint Pieter was volgestroomd met een massa mensen. De hele wereld keek mee toen witte rook verscheen uit dat simpele schoorsteentje, gelovigen en niet-gelovigen. Iedereen besefte de enorme impact die de paus heeft op het wereldtoneel. Ook anno 2025 blijkt maar weer eens: schrijf de Rooms Katholieke Kerk niet af! Ze is op aarde om er te blijven.
![]() |
(c) KatholiekLeven/Ramon Mangold |
Hoe vaak is de R.K.Kerk niet afgeschreven? Men meende toch echt dat zij de Romeinse tijd niet zou overleven. Het kleine groepje dat aan de basis stond werd vakkundig vervolgd, gemarteld, gedood. Maar kijk nu eens in Rome. Wie heeft het nog over Caesar Augustus, over Julius Caesar? De ruïnes in Rome zijn het enige wat nog aan hen herinnert. En kijk dan eens naar dat kleine Vaticaanse staatje: daar staat hij dan, de opvolger van die onbeduidende visser Petrus. Daar staat hij dan, paus Leo XIV, de opvolger van Petrus ten overstaan van een onoverzienbare enthousiaste menigte. En de hele wereld kijkt ademloos mee.
Wat is het toch dat de Rooms Katholieke Kerk alle crises doorstaat. Ik ga graag te rade bij G.K.Chesterton. Chesterton ziet de oorsprong en missie van de Kerk als iets goddelijks, wat haar blijvende kracht verklaart. Hij benadrukt dat het christelijk geloof een unieke bovennatuurlijke vitaliteit bezit. Hij stelt zelfs dat het christendom herhaaldelijk gestorven en herrezen is, net zoals zijn God gestorven en herrezen is: “Christianity has died many times and risen again; for it had a God who knew the way out of the grave” . Met andere woorden, de Kerk kan telkens uit doodssituaties verrijzen omdat Christus zelf de dood heeft overwonnen. Chesterton beschouwt dit als een voortdurende vervulling van de belofte dat God Zijn Kerk bewaart. Hij verwijst impliciet naar de bijbelse garantie dat “de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen”.
Naast het theologische fundament benadrukt Chesterton ook
de historische bewijskracht van het voortbestaan van de Kerk. Hij wijst op
concrete episoden in de geschiedenis waarin het christelijk geloof op de rand
van de afgrond leek, om daarna onverwacht te herleven. Hij spreekt beeldend
over vijf bijna-dood ervaringen van het christendom in de geschiedenis .
Telkens als tijdgenoten dachten dat de R.K.Kerk naar de haaien was gegaan,
bleek uiteindelijk de haaien degenen waren die stierven, en niet de Kerk, niet het geloof.
Chesterton noemt expliciet vijf voorbeelden:
1 De Ariaanse crisis (4e eeuw): na de beginnende triomf van
het christendom onder Constantijn ontstond de Ariaanse ketterij, en keizer
Julianus de Afvallige probeerde het paganisme te herstellen. Het christendom
leek een voorbijgaande mode, maar ondanks alles overleefde de orthodoxe leer.
Julianus constateerde verbijsterd dat het geloof dat hij dood waande, weer tot
leven kwam, terwijl de oude goden dood bleven .
2 Middeleeuwse ketterijen (bv. Albigenzen, 12e–13e eeuw):
ook in de middeleeuwen “was
de ziel er haast uit” en verwachtten velen het einde van de christendom . De
Albigeense (ketterse) beweging verspreidde zich breed, maar de Kerk hervond
haar kracht en kwam bovenop.
3 Renaissance en
humanistisch scepticisme (15e–16e eeuw): Na de middeleeuwen
ondermijnden humanistische denkers en de morele laxheid van de Renaissance het
geloof. Er ontstond diepe scepsis. Toch volgde onverwacht - ja, alweer
onverwacht - een heropleving: de Contra-Reformatie en figuren als Thomas van
Aquino (13e eeuw) en later de heilige Ignatius en de Tridentijnse hervorming
brachten nieuw leven en intellectuele kracht . De zonen werden vurig in het
geloof waar hun vaders lauw waren .
4 Verlichting en de tijd van Voltaire (18e eeuw): Tijdens
de Verlichting en de Franse Revolutie keerde de culturele elite zich massaal af
van de Kerk. Voltaire en zijn tijdgenoten zagen christelijk geloof als
bijgeloof dat spoedig zou verdwijnen . Maar in de 19e eeuw gebeurde het
omgekeerde: er kwam een verrassende religieuze heropleving, zoals de
Oxford-beweging in Engeland en een katholieke herleving in Frankrijk . Wat
iedereen voor onmogelijk hield - een terugkeer van geloof in een “moderne”
wereld - geschiedde toch . Dit keerde als het ware de ideeën van vooruitgang
om.
5 Modern wetenschappelijk materialisme (na Darwin, 19e–20e eeuw): Met Darwin en opkomend atheïsme werd opnieuw breed aangenomen dat het geloof definitief zou verdampen. Rond 1900 leken veel intellectuelen agnost of atheïst te worden . Toch zag Chesterton in zijn eigen tijd “the decline of that decline”: een nieuwe generatie van jongeren keerde zich juist met hernieuwde interesse tot de Kerk . Waar men dacht dat na Darwin geloof onmogelijk was, bloeide het geloof opnieuw op onder jongeren – iets wat auteurs uit de 19e eeuw als onvoorstelbaar zouden hebben beschouwd .
Chesterton benadrukt dat deze terugkerende opstanding van
het geloof telkens een verrassing was voor tijdgenoten . Historici en filosofen
voorspelden vaak dat religie wel zou “meestromen”
met de tijdgeest en uiteindelijk oplossen in moderniteit . In plaats daarvan
ging er ineens “iets
tegen de stroom in”, tegen alle verwachtingen in . Ook anno 2025 zien we dit
patroon zich herhalen. Chesterton verwoordt dat kernachtig: “A dead thing can go with the stream, but only a living
thing can go against it” . Met dit beeld van een levende
kracht die tegen de stroom ingaat bedoelt hij dat de Kerk een levende
organisatie is, geen dood fossiel. Louter door menselijk cultureel momentum zou
religie vanzelf met de stroom meegaan en wegvloeien, maar het feit dat het
christendom herhaaldelijk tegen de heersende cultuurstroom in zwemt bewijst dat
het “onverklaarbaar levend” is . Steeds weer heeft de Kerk
revoluties en omwentelingen overleefd en zelfs overtroffen. Dit constateert hij
als een uniek historisch fenomeen: waar andere wereldbeelden en rijken ten
onder gingen, bleef de Kerk uiteindelijk staan als een bouwwerk dat niet omver
te werpen is. Het Colosseum is een ruïne; het graf van Sint Pieter straalt nog
altijd in volle glorie.
Elke generatie staat telkens weer voor nieuwe uitdagingen,
maar de Traditie en wijsheid van de Kerk weet telkens antwoorden te formuleren.
In twee millennia hebben de grootste geesten - van kerkvaders als Augustinus
tot moderne denkers als Chesterton, C.S. Lewis, Fulton Sheen (op zijn sterfdag
werd Leo XIV tot paus gekozen), Newman, Ratzinger en Robert Barron - de moeilijkste vragen beantwoord en het
geloof verdedigd. Er is geen reden te denken dat dit nu anders zou zijn; als
atheïsten nieuwe aanvallen doen, zal dat niet de eerste keer zijn dat de Kerk
daarmee geconfronteerd wordt. Integendeel, het zou voor het eerst in 2000 jaar
zijn als het geloof géén
weerwoord weet te vinden op culturele kritiek . Dit historische besef geeft aan
dat de Kerk een diepe intellectuele traditie heeft die haar staande houdt te
midden van ideologische stormen.
Een ander aspect is de liturgie en sacramentaliteit van de
Kerk; zij geven de Kerk een identiteit die niet afhankelijk is van één tijdperk, maar die mensen van alle
tijden en culturen samenbindt. Dit universele en tijdloze geloof van de Kerk
maakt haar bestand tegen lokale of tijdelijke ondergang. Gaat het op de ene
plek slecht met de Kerk, dan bloeit zij elders op: de neergang in Europa wordt
meer dan gecompenseerd door de groei in Afrika. Dooft het geloof in de ene
generatie bijna uit, dan herleeft ze in een volgende. Ook dat zien we nu
gebeuren: onder de jongste generaties treffen we meer praktiserende katholieken
aan dan de generatie van hun ouders.
Op filosofisch niveau zien we dat de waarheidsclaims en
redelijkheid - jazeker, we hebben argumenten waarmee we de waarheid van het
geloof kunnen staven - van het christelijk geloof bijdragen aan het
voortbestaan ervan. Chesterton kwam tot de Kerk (hij bekeerde zich in 1922 tot
het katholicisme) omdat hij zag dat de Kerk consistent de waarheid bleef
verkondigen, ook als die impopulair was. Hij prees de katholieke leer om haar
balans tussen extremen: de Kerk wist over de eeuwen heen telkens de gulden
middenweg te bewaren tussen tegengestelde dwalingen. In zijn boek Orthodoxy
laat Chesterton zien hoe christelijke doctrines schijnbaar paradoxale waarheden
combineren – barmhartigheid én
rechtvaardigheid, rede én
mysterie, individualiteit én
gemeenschap – op een manier die geen menselijke sekte had kunnen verzinnen. Hij
vergelijkt de leer met een sleutel die precies in het slot van de werkelijkheid
past . Deze intellectuele overtuigingskracht zorgt ervoor dat, wanneer andere
filosofieën vastlopen in eenzijdigheid, de katholieke synthese weer overtuigt.
Bijvoorbeeld: puur rationalisme leidt tot kilte, pure emotie tot chaos, maar de
christelijke filosofie (zoals uitgewerkt door grote denkers als Sint Thomas van
Aquino) verenigt geloof en rede. Daardoor heeft de Kerk een filosofisch
fundament dat de stormen van kritiek kan doorstaan. De Kerk biedt tijdloze
waarheden die een mensen verankeren in iets eeuwigs, en daarom overleven zowel
de mens als de Kerk de wisselende ideeënstromingen . Het vasthouden aan
blijvende waarheden verklaart waarom de Kerk langer standhoudt dan welke modieuze
ideologie ook. De waarheid van het geloof is allesbepalend. Als het christendom
onwaar is, is het van geen enkele waarde. Als zij daarentegen waar is, is zij
van onschatbare waarde. Het enige wat zij niet kan zijn is van enige waarde
Dogmatische atheïsten mogen dan beweren dat alle religie
illusie is, maar je kunt dat ook omkeren door te stellen dat juist het
atheïstisch wereldbeeld te beperkt is om de menselijke ervaring volledig te
verklaren. Immers als de wereld enkel materie is, zouden onze rede en waarheidsszoekende
vermogens onverklaarbaar zouden zijn. Een steen zoekt niet naar waarheid en
zingeving. Als een mens (inclusief zijn hersens) alleen maar uit moleculen en
atomen zou bestaan, zou de mens dat ook niet doen. Het feit dat wij naar
waarheid (kunnen) streven wijst op iets bovennatuurlijks. Zolang mensen
fundamentele vragen blijven stellen, zal de katholieke boodschap blijven
opduiken als antwoord, wat de voortdurende actualiteit en overleving van de
Kerk garandeert. Tegenstand en vervolging vergroten om die reden paradoxaal
genoeg vaak de kracht van de Kerk. Telkens als men dacht dat het christendom
dood was, stond ergens een nieuwe heilige of beweging op die het tegendeel
bewees. Steeds waren er vernieuwers die door hun heiligheid en radicaal getuigenis
de Kerk herleefden. In plaats van de Kerk te verzwakken, hebben vervolging en
kritiek haar vaak gezuiverd en gesterkt.
De Rooms Katholieke Kerk bezit een innerlijke levenskracht
die niet van deze wereld is. Zij is als een levend organisme dat zich aanpast
zonder zichzelf te verloochenen, en als een rots die de tand des tijds
doorstaat. De Kerk zelf is gebouwd op een rots, op Petrus en zijn opvolgers. We
hebben een nieuwe opvolger van Petrus: paus Leo XIV. De hele wereld keek mee.
Ja, we doen er nog steeds toe. Het is een teken van hoop, hoop dat het goed
komt. Wat zaten ze er allemaal weer naast met hun voorspellingen over de
kanshebbers wie de nieuwe paus zou worden. Dat heeft een reden. Media denken in
politieke termen, in progressief en conservatief, in liberaal en behoudend.
Maar zo werk dat in de katholieke kerk niet. Paus Leo XIV is niet de opvolger
van paus Franciscus, maar van Sint Petrus. Zijn taak is dezelfde als die van
Petrus: de verrezen Christus verkondigen en de implicaties daarvan voor onze
tijd duidelijk maken, en bedenken hoe dat in onze tijd het beste kan worden
vormgegeven.
Christus Vincit, Christus regnat, Christus imperat. Viva
Christo Re!
+Rob Mutsaerts