Het adagium van veel
dierenactivisten is afkomstig van de Britse filosoof Jeremy Bentham:
The question is not ‘Can they reason’? nor ’Can they talk’? but ‘Can they suffer?’
Bentham sprak hier over het dier. Interessant is zijn beweegreden:
Het zal ooit erkend worden dat het aantal poten of het hebben van een staart, onvoldoende redenen zijn om een sensitief wezen aan zijn lot over te laten. Waar moeten we de grens tussen mens en dier leggen? Is dit het vermogen om logisch na te denken of om te spreken? Een volwassen paard of hond is met zekerheid een meer rationeel wezen, en zelfs meer een interactief wezen, dan een baby van een dag, een week of zelfs een maand oud. Maar stel eens dat het anders zou zijn: wat doet het ertoe, de vraag is immers niet ‘kunnen ze logisch redeneren?’ en ook niet ‘kunnen ze praten?’, maar: “kunnen ze lijden’”
Waar het in het Engeland van de 18e eeuw vanzelfsprekend was dat baby’s en gehandicapten rechten ‘uit zichzelve’ hadden, was het dat voor een dier niet. Maar wát is het dan dat het dier een rechtspositie geeft, wil het niet overgeleverd zijn aan de willekeur van zijn eigenaar? Niet het vermogen te denken, of te praten, maar te lijden, volgens Bentham. Zijn denken is in later tijden overgenomen. Met een perverse omdraaiing tot gevolg.
In Nederland is het voorkomen van dierenleed wettelijk geregeld. Voor dierproeven hebben we de wet op de Dierproeven (1977): Een dierproef wordt onder algehele of plaatselijke verdoving uitgevoerd (art 13). Voor het slachten van dieren hebben we de Europese Verordeningen (1993, 2009) die regelen dat bij het doden van dieren ervoor moet worden gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard (art 1). En dan hebben we de Wet Dieren (2011) die de intrinsieke waarde van het dier erkent (art 1.3). Onder intrinsieke waarde wordt in deze wet verstaan: ‘de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel’. Inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, moet worden voorkomen.
Geen van deze rechten komt toe aan het ongeboren kind. En dat is ongerijmd. Niet zozeer omdat het ongeboren kind een menselijke persoon is. Dat is het niet in ons land. Een menselijke persoon (een mens) heeft rechten uit zichzelve, die hem door niemand verleend of gegund hoeven te worden en niet afhankelijk zijn omstandigheden, of van percepties van derden. Door ‘personhood’ ontstaan mensenrechten en wordt de mens van object tot subject. Denk aan de zwartste bladzijden uit onze historie: slaven (slavernij, tot 1863), of gehandicapten (eugenetische periode, tot in de jaren ’50).
‘Personhood’ heeft het ongeboren kind niet. Daar gaat het nu niet om. Het is niet dáárom
dat het ongerijmd is dat we een intrinsieke waarde toekennen aan het slacht- of
proefdier, en niet aan de foetus. Wel hierom: ‘can it suffer?’
Ik ben van mening het ongeboren kind vanaf de conceptie de status van menselijke persoon heeft en God de eigenaar van het leven is. Maar als we, als gedachtenoefening, de foetus eens even beschouwen als het eigendom van de vrouw, als een deel van haar lichaam waarover zij vrijelijk kan beschikken. Voor dat gezichtspunt geeft de huidige praktijk een goede reden. Al stelt de Wet WAZ een paar beperkingen aan het eigendom, in de praktijk is zij het inderdaad die beschikt.
“Alle geinterviewde abortuszorgverleners
benadrukken dat het aan de vrouw is te beoordelen of zij zich in een
noodsituatie bevindt”, stelt de Evaluatie WAZ 2020. Dat spoort met de
geregistreerde motieven van vrouwen om voor abortus te kiezen , die zijn
schrikbarend vaak relationeel of economisch.
Wordt dát ‘pro choice’-perspectief gekozen, dán is het verschil met het dier pas ongerijmd. Want: kan het lijden? De Bentham-regel, met z’n nadruk op pijn, betekent dat de (filosofische) vragen over de status van de foetus even kunnen worden overgeslagen. Het doet er even niet toe of de foetus op een gegeven moment een zelfstandige bloedgroep heeft, een unieke, individuele biografie heeft (DNA), een eigen hartslag, een eigen geslacht (wellicht met penis, zijn moeder in ieder geval niet), een eigen interactie met zijn omgeving of een eigen herkenbaarheid heeft (wellicht per echo). De ‘duck-test’ doet er even niet toe. Evenmin dat de foetus een autonoom en complex gestuurd geheel van biologische en geestelijke tot in de perfectie samenwerkende systemen is, alles op één doel afgestemd (uitgroei), een exclusief doel ook: het kan tot niets anders worden dan alleen tot volgroeid mens. En tot slot separaat is: als je hem zou kunnen transplanteren, zou hetzelfde kind uit een andere vrouw komen. Al dit even niet. Ook de vraag naar de ziel kan worden overgeslagen. Het is of/of: óf een te verwelkomen kind, óf - dat kan ook - een te verdelgen parasiet, maar nooit een orgaan: het is nooit of te nimmer iets zonder zelfstandige entiteit, nooit ‘wezenloos’.
Het is het eeuwige stoeien van de politiek correcte meerderheid: met welk woordgebruik dit alles in hemelsnaam moreel te legitimeren zonder in het eigen roestige mes te lopen. Wat natuurlijk niet kan. Met tal van voorbeelden van totale tegenspraak als gevolg. Een voorbeeld. De Burgerlijke Stand, waarin je een geaborteerd kind (na spijt, of met complexer motief) alsnog als overleden menselijke persoon kunt inschrijven. Ander voorbeeld. De Aborteurs-vereniging, die schrijft: “Als een zwangerschap van 18-24 weken wordt beëindigd door rijping van de baarmoederhals en stimulatie van weeën kan het voorkomen dat een kind levend ter wereld komt”.
Dit alles terzijde en terug naar de gedachtenoefening. De hamvraag was: heeft het ongeborene een eigen, zelfstandige ervaring van lijden? Ook als het geen mens is, maar een object in vol eigendom van de vrouw. Recent zijn uit verschillende hoek twee wetenschappelijke artikelen verschenen, van gereputeerde onderzoekers waarvan de belangrijkste in ieder geval allesbehalve van vooringenomenheid kan worden verdacht. Er is nu een conclusie. Voorheen moesten we het doen met de (zeer bekende) standpunt van Hoogleraar Kindergeneeskunde K. Moseley “Er is een overweldigende hoeveelheid aanwijzingen dat de een eerste trimster-foetus pijn kan ervaren. Het tegenbewijs moet dan geleverd worden door degenen die het tegenovergestelde beweren”.
Welnu, er is nu positief
bewijs!
Het eerste artikel
verscheen in
Het tweede artikel is van het American College of Pediatricians en verscheen in januari 2021: “Fetal Pain: What is the Scientific Evidence?” 200 kinderartsen publiceerden een gezamenlijke ‘position paper’, waarin na uitgebreid onderzoek precies dezelfde conclusie werd getrokken:
‘DE FOETUS KAN VANAF DE 12E WEEK PIJN VOELEN’. We hebben de Silent Scream niet meer
nodig! De profetische film uit 1984 waarop Bernard Nathanson middels een echo
vastlegde hoe een 12 weken oude foetus de curettage-tang probeert te ontwijken
en zijn mond opent op het moment dat die hem grijpt. We konden jarenlang alleen
naar deze film verwijzen om te betogen dat abortus gewelddadig is. Kon
Nathanson vroeger nog worden geframed, de wetenschappers die nu spreken, kunnen
dat niet. We kunnen pijn inzetten in de verdediging van het leven, zonder dat
eenvoudig het weggewuifd wordt. Klompen cellen voelen niet. Dit is écht nieuw. Pijnexpert
professor Derbyshire, de auteur van het tweede artikel, schreef in 2008 nog dat
‘pijn’ vóór de 24e week
irrelevant is bij abortus. Hij heeft daar nog een verklaring over afgegeven
tegenover het Britse Parlement bij de aanpassing van de abortuswet. Twaalf jaar
later maakt hij een moedige ommekeer, op puur wetenschappelijke gronden.
Wat betekent dit? Ten eerste openbaren de onderzoeken een dubbele moraal in de medische praktijk. Bij prenatale chirurgie wordt verdoving immers wel gewoon toegepast. Ten tweede vinden we hierin eindelijk een waarde die voor- en tegenstanders van abortus gemeenschappelijk hebben. Pijn lijden doordat een foetus onverdoofd (eerst) zijn ledematen worden afgeknipt, is dermate ziekmakende gedachte, dat die ook iedere verlichte humanist met afkeer zal vervullen, welke visie hij op de status van het embryo ook heeft. En dáár ligt onze kans. De beschermwaardigheid van het embryo als menselijke persoon vanaf de conceptie beargumenteren stuitte altijd af op het onderliggende mensbeeld (dat weer een afgeleide is van het dááronder liggende Godsbeeld). Maar dat is nu voorbij. We kunnen nu iedere maatschappelijk betrokkene op zijn humanistieke ethiek aanspreken. Met alle kans op succes. Hun eerste stap op weg naar de volle aanvaarding van het Evangelie van het Leven. Wie weet, liggen er hierdoor ook juridische wegen open. Daar moet over worden nagedacht.
Het is dus zaaks aan te sluiten op het denkkader van degenen die op zich voorstander van abortus zijn, maar de humaniteit o zo hoog hebben. Dat doet D66. Kon die partij zeer recent nog twee voor ons tegenstrijdige zaken verenigen – ik doel hier op: het voor de afschaffing van de abortus-bedenktijd pleiten en gelijktijdig de invoering van een bedenktijd voor huisdierkopers propageren – nu kan zij dat niet meer. Door ‘pijn’ wordt de kwestie intrinsiek, de getallen spelen geen rol. Of er nu twee of tien paarden in de Groningse overstroomde polder klem zitten, of er nu één of tien vogeltjes de Domino day-blokjes om dreigen te vliegen: het is het individuele dier dat een intrinsieke waarde heeft. Eindelijk zijn de aantallen van tafel, dit is niet meer utalitair. We kunnen ‘hun jargon’ spreken. Eindelijk is er een gemeenschappelijke waarde van waaruit we samen verder kunnen: het humane.
Daarom: kleine aantallen.
Volgens de NPV, altijd grondig, die de WAZ-registratiecijfers heeft
geanalyseerd, vinden er jaarlijks 2.500 abortussen plaats van foetussen met een
leeftijd van 18 weken of ouder. Dat is ruwweg één kind per kliniek per dag! Dat
spreekt tot de verbeelding. We hebben het over een foetus van een
Mogelijk ben ik te optimistisch en heeft dit gezamenlijk optrekken met D66 geen kans van slagen. Maar dan zal hun afwijzing een donkerbruine ideologie blootleggen. Verdoving zal wel ‘niet nodig’ zijn, de Wet Dieren-gedachte ‘niet inzetbaar’, het is immers geen dier. Nee, geen dier, zelfs geen parasiet. Het is minder dan een parasiet. En dat dát werkelijke gezicht van de pro choice-wereld alsdan eens in al zijn klaarheid getoond wordt, is al winst ben ik bang. Bisschop Athanasius Schneider sprak het profetische woord dat het abortus-gerelateerde coronavaccin nog wel eens een nieuwe pro-life opwekking teweeg kon brengen. Hij lijkt gelijk te krijgen. Geeft het artikel van Monica Seeley het Silent Scream-effect voor deze generatie? Wordt ‘pijn’ zo’n zelfde, tweede wake-up?
Het is nú tijd voor humanistiek. Anesthesie. Per direct. Het kan hun eerste stap naar de volle Waarheid zijn: de personhood van het ongeboren kind. Wie weet wat dan volgt. Een keurmerk wellicht. Het “Cruelty free”-keurmerk is er al, voor dierproefvrije cosmetica. Wellicht zijn daar onverdoofde foetussen aan toe te voegen? Voor Maggie en Campbell soep en al die andere shit waarvoor HEK-293 en PER.C6 werd gebruikt. Want die foetussen waren ook iets van 18 weken, en - hoewel ze volgens onze nieuwe vrienden geen menselijke personen zijn - they cán suffer!
(Ingezonden)